De pensioenplicht binnen concernverband: to whom it may concern?
Hoe moet er vanuit concernverband gekeken worden naar een verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds?
Hoe moet er vanuit concernverband gekeken worden naar een verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds?
De Rechtbank Amsterdam heeft vandaag (13 september 2021) geoordeeld dat een Uber-chauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is. Daarnaast is de algemeen verbindend verklaarde cao Taxivervoer van toepassing verklaard op de arbeidsverhouding. Een dergelijk oordeel is niet nieuw: ook Deliveroo trok inmiddels al in twee (!) instanties aan het kortste eind. De uitspraak zal dan ook een doorn in het oog zijn voor verschillende platformwerkgevers.
In een eerdere blog heb ik een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant behandeld waarin een werknemer claimde te weinig vakantieloon te hebben ontvangen, aangezien er geen vergoeding voor gemaakte overuren in was verdisconteerd. De werknemer deed daarbij een beroep op een arrest van het HvJ EU, genaamd Hein/Holzkamm. De rechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op een hoger vakantieloon en haalde daarbij overigens aan dat een van de voorwaarden uit Hein/Holzkamm verkeerd was vertaald. Een werknemer moest niet ‘op regelmatige basis’ overwerk hebben verricht, maar dit overwerk moest ‘voorzienbaar en gebruikelijk’ zijn. Niet lang na de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wees dezelfde rechtbank een soortgelijk vonnis. Deze keer is het de beurt aan de Rechtbank Rotterdam, komt zij tot een ander oordeel?
Inmiddels zijn er al veel uitspraken gewezen in het kader van coronagerelateerde ontslagen. De Rechtbank Rotterdam heeft recent geoordeeld dat de werknemer een verstoorde arbeidsverhouding in het leven had geroepen door met verkoudheidsklachten tóch te gaan werken en na herhaaldelijk advies van collega’s om naar huis te gaan, dit niet te doen. Waarom werd er dan geen verwijtbaar handelen of nalaten aangenomen?
De RVU-drempelvrijstellingsregeling heeft ten doel om werkgevers meer mogelijkheden te geven om oudere werknemers. Hoewel de regeling een generieke insteek kent valt op dat cao-partijen aan de regeling een vooralsnog uitermate beperkte insteek toekennen. Een analyse van inzetten voor het cao-overleg en een recent gesloten onderhandelaarsakkoord binnen de zorgsector volgt in dit blog.
Indien de appelrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is beëindigd of het verzoek van de werknemer tot herstel van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is afgewezen, kan de appelrechter de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen (art. 7:683 lid 3 BW). Als een werknemer de voorkeur geeft aan herstel van de arbeidsovereenkomst, dan doet hij/zij er verstandig aan om zijn/haar belang op dit punt uiteen te zetten. Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag volgt dat het werkzaam zijn als kennismigrant een dergelijk belang kan zijn.
Op 1 januari 2015 werd de fiscaal gefaciliteerde opbouw van pensioenaanspraken gemaximeerd op € 100.000. Het nadeel voor een werknemer met een hoger salaris dan € 100.000 werd vaak door de werkgever gecompenseerd, door een salarisverhoging of een jaarlijkse eenmalige (bruto) vergoeding, ook wel pensioencompensatie genoemd. Indien vervolgens afscheid van de werknemer wordt genomen, rijst een aantal vragen. Dient de pensioencompensatie meegenomen te worden bij de berekening van de transitievergoeding? En hoe zit dat bij de berekening van de waarde van openstaande vakantiedagen? In twee blogs zullen wij deze vragen beantwoorden. In deze eerste blog gaan wij in op de vraag of de pensioencompensatie en de werkgeversbijdrage in de pensioenpremie wel of niet meegenomen wordt bij de berekening van de transitievergoeding.
Indien géén tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is opgenomen, ontstaat pas recht op een WW-uitkering nadat de overeenkomst voor bepaalde tijd is verstreken. De rechtbank Amsterdam zet echter de poort open door te oordelen dat partijen bij het sluiten van een beëindigingsovereenkomst met wederzijds goedvinden alsnog een tussentijds opzegbeding kunnen overeenkomen. Is deze uitspraak een vreemde eend in de bijt of een uitspraak die navolging verdient?
Vanaf 1 juli 2021 is de vastklikregeling gewijzigd. De uiterlijke ingangsdatum van de vaste arbeidsomvang is de éérste dag van de 15e maand. De oproepkracht moet het aanbod voor de vaste arbeidsomvang binnen één maand accepteren.
Werkgevers die het afgelopen jaar een beroep hebben gedaan op de NOW-regeling 1.0 én een voorschot hebben ontvangen voor de eerste aanvraagperiode, hebben tot en met 31 oktober 2021 om de definitieve berekening aan te vragen bij het UWV.
Zoals u in onze eerste blog heeft kunnen lezen kan het antwoord op de kwalificatievraag, of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst, grote gevolgen hebben voor zowel zzp’er als opdrachtgever. In deze tweede blog uit de blogreeks over (schijn)zelfstandigen staat de kwalificatievraag centraal. Waarom is deze vraag van groot belang en speelt de bedoeling van partijen wel óf geen rol bij de beantwoording hiervan?
Uit een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag blijkt maar weer eens hoe belangrijk het is als arbeids- en kennismigrant om tijdig een verlengingsaanvraag in te dienen en er ook voor te zorgen dat het dossier op dat moment stipt op orde is.