Bestuursorganen opgelet: hoorplicht vóór invordering dwangsommen
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) een koerswijziging ingezet ten aanzien van dwangsominvordering.
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) een koerswijziging ingezet ten aanzien van dwangsominvordering.
Met de invoering van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod is per 1 juli 2016 de mogelijkheid gecreëerd om (voormalig) bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, N.V.'s, B.V.'s en stichtingen een bestuursverbod op te leggen voor de maximale duur van vijf jaar. Op 20 september 2018 zijn de eerste twee verboden ingeschreven in het door de Kamer van Koophandel (KvK) bijgehouden register.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent geen (dwingend) wettelijk kader met betrekking tot de bewijsmiddelen en de bewijslastverdeling. Wel zijn hieruit een aantal regels van het bewijsrecht af te leiden. De onderzoeksplicht rust op het bestuursorgaan ( artikel 3:2 Awb en 7:11 Awb) en op de burger rust een informatieplicht (artikel 4:2 en 6:5 Awb). Vanuit het bewijsrecht bezien hoeft het bevoegde gezag een overtreding slechts aannemelijk te maken. In geval van bestraffende sancties wordt aan het bewijs van een overtreding strenge eisen gesteld. In een uitspraak van 1 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2561) is de vraag aan de orde of gegevens van de Belastingdienst door de RDW mogen worden gebruikt om een aan Europcar toegekende erkenning in te trekken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State past over het algemeen een strakke lijn toe als het gaat om de beginselplicht tot handhaving. Een uitzondering hierop, omdat dit onevenredig zou zijn, komt in de praktijk niet vaak voor. Daarom is het zeer de moeite waard om stil te staan bij een uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018 (ECLI:LNL:RVS:2018:2525) waarin die evenredigheid wél wordt aangenomen op basis van specifieke omstandigheden met betrekking tot onder andere de ontruimingstitel, de ingrijpendheid van het besluit, de mate van concreetheid van de plannen en het belang van eenduidig beleid. De uitspraak bevat voor de handhavingspraktijk nog een andere belangrijke les. Onder omstandigheden kan een gemeente namelijk verplicht zijn om in het weigeringsbesluit kenbaar te maken wanneer wél tot handhaving zal worden overgegaan.
Recent heeft de Voorzieningenrechter van Rechtbank Oost-Brabant de vaste rechtspraak bevestigd dat een aanbestedende dienst af mag gaan op wat een inschrijver heeft ingediend. Alleen als er gerede twijfel is over de inschrijving kan op de aanbestedende dienst een eigen verificatieplicht rusten. Maar wanneer is er gerede twijfel?
Wanneer is een slijterijgedeelte in een supermarkt voor het publiek geopend? En hoe zit het met de aanwezigheid van een leidinggevende? Over deze vragen heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) zich op 18 april 2018 uitgelaten in een handhavingszaak tussen de SlijtersUnie (verzoeker om handhaving) en de burgemeester van Amsterdam, met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel ("CBL") en supermarkt Vomar als derden-belanghebbenden.
Op 12 april 2018 hebben de ministers Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Dekker (Rechtsbescherming) een voorstel tot wijziging van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) ter consultatie aangeboden. Met dit wetsvoorstel beogen zij de aanpak van ondermijnende criminaliteit te versterken.
Catawiki exploiteert een veilingwebsite, waarop zij de mogelijkheid biedt sterke drank te verkopen en te kopen. De burgemeester van Assen heeft een door de SlijtersUnie ingediend verzoek om handhavend op te treden wegens overtreding van de Drank- en Horecawet (Dhw) tegen Catawiki afgewezen.
In een uitspraak van 21 maart 2018 zitten twee vermeldenswaardige weetjes op het gebied van bewijsrecht en vergunningvrij bouwen. In de postkamer van een gemeente moet een registratie plaatsvinden van de verzending van een besluit. Daarnaast oordeelt de Afdeling in deze uitspraak dat het vervangen van een houten vloer door een betonnen vloer geen aanpassing van de draagconstructie is, zodat hiervoor geen omgevingsvergunning is vereist.
In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:534) wordt uitgebreid geprocedeerd over een handhavingsbeschikking van het college van b&w van de gemeente Menameradiel. Het college heeft de betreffende appellanten gelast om de bewoning van een bedrijfspand te staken en gestaakt te houden en de met de bewoning verband houdende huisraad en de voor bewoning aangebrachte voorzieningen te verwijderen en verwijderd te houden, onder o...
Een bewoner ondervindt hinder van een positief bestemd kinderdagverblijf en wil met een handhavingsverzoek afdwingen dat een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld voor het perceel, waarbij onderzoek zal moeten worden gedaan naar de planologische aanvaardbaarheid van de huidige bestemming. Het college van B&W van Voorschoten heeft dat verzoek afgewezen en daaraan onder meer ten grondslag gelegd dat de raad exclusief bevoegd is om een bestemmingsplan vast te stellen. Het college stelt zic...
In de praktijk slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel niet vaak. Ondanks de strikte voorwaarden voor een geslaagd beroep op dit beginsel oordeelde de ABRvS in twee inmiddels al wat oudere uitspraken van 24 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4640) en 11 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:358) dat het bevoegde gezag bij een burger het gerechtvaardigde vertrouwen had gewekt dat niet handhavend zou worden opgetreden.Illegale keuken Bilthoven (ABRvS 24 december 2014)Het college van burgemeester en...