Annotatie bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 06-02-2019, ECLI:NL:RVS:2019:350
Verlening tijdelijke omgevingsvergunning is in strijd met evenredigheidsbeginsel uit Wet Bibob
Verlening tijdelijke omgevingsvergunning is in strijd met evenredigheidsbeginsel uit Wet Bibob
Een zonnepark kan vergund worden op basis van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dat geval wordt een vergunning verleend voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een periode van 10 jaar. In een uitspraak van 4 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dit goed gekeurd. Op 19 september 2018 zijn de spelregels voor het verkrijgen van een Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) aangepast, waardoor een zonnepark dat gerealiseerd wordt met een kruimelvergunning niet (langer) subsidiabel is.
De Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State past over het algemeen een strakke lijn toe als het gaat om de beginselplicht tot handhaving. Een uitzondering hierop, omdat dit onevenredig zou zijn, komt in de praktijk niet vaak voor. Daarom is het zeer de moeite waard om stil te staan bij een uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018 (ECLI:LNL:RVS:2018:2525) waarin die evenredigheid wél wordt aangenomen op basis van specifieke omstandigheden met betrekking tot onder andere de ontruimingstitel, de ingrijpendheid van het besluit, de mate van concreetheid van de plannen en het belang van eenduidig beleid. De uitspraak bevat voor de handhavingspraktijk nog een andere belangrijke les. Onder omstandigheden kan een gemeente namelijk verplicht zijn om in het weigeringsbesluit kenbaar te maken wanneer wél tot handhaving zal worden overgegaan.
Rondom de fosfaatrechten heeft een voorzieningenrechter geoordeeld dat door een onvoorziene situatie een inschaarder een aanzienlijk voordeel heeft genoten, terwijl het houderschap van de dieren slechts 12 weken heeft geduurd. Bovendien dat een herverdeling van de fosfaatrechten op grond van de Meststoffenwet tot de mogelijkheden behoorde. De voorzieningenrechter komt aldus tot het voorlopig oordeel dat een redelijke toepassing van de in-/uitscharingsovereenkomst met zich meebrengt dat de fosfaatrechten conform de perioden van houderschap in diezelfde verhouding tussen partijen dienen te worden verdeeld.
Wanneer kan financiële compensatie het evidente karakter van de privaatrechtelijke belemmering wegnemen? Over die vraag oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg in zijn vonnis van 13 juli jl. De feiten in deze zaak zijn als volgt.
‘Overbelasting van stroomsector brengt digitale koppositie Nederland in gevaar’ kopte het Financiële Dagblad op 3 mei 2018. Netbeheerders kunnen langzamerhand de vraag om aangesloten te worden op het elektriciteitsnet niet meer aan. Het simpelweg verzwaren en uitbreiden van elektriciteitsnetten is niet altijd maatschappelijk efficiënt. Alternatieven worden onderzocht (denk daarbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van opslag van duurzaam opgewekte energie), maar wetgeving staat soms in de weg. Met een komend besluit wordt de mogelijkheid geboden om van sommige wetgeving (deels en tijdelijk) af te wijken om zo experimenten mogelijk te maken.
Het komt in de praktijk vaak voor dat de planwetgever er voor kiest om in de gebruiksregels van een bepaalde bestemming expliciet te bepalen dat de betreffende gronden ook zijn bestemd voor “parkeren”. In de rechtspraak komt met enige regelmaat de vraag op of parkeren binnen bijvoorbeeld een bestemming “Wonen” is toegestaan als in de gebruiksregels niet is opgenomen dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor “parkeren”. Over deze vraag werd onlangs bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gediscussieerd tussen het college van b&w van de gemeente Sittard Geleen en een omwonende die opkomt tegen een verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een studentenwoning.
In verband met een wijziging van de Meststoffenwet is het per 1 januari 2018 niet meer toegestaan melkvee te houden zonder fosfaatrechten. Het doel van de wetswijziging is de afbouw van de Nederlandse veestapel tot beneden het fosfaatproductieplafond. Melkveehouders hebben de fosfaatrechten toegekend gekregen op basis van de aanwezige veestapel op 2 juli 2015 (referentiedatum), waarbij de I&R-registratie leidend is voor de hoeveelheid toegekende fosfaatrechten. Melkveehouders die op de referentiedatum vee bij een andere boer hebben ondergebracht en geregistreerd (uitscharen) lopen door de registratie bij een andere melkveehouder kostbare fosfaatrechten mis. De misgelopen rechten worden door de juridisch eigenaar (uitschaarder) veelvuldig opgeëist bij de inlenende boer (inschaarder). De inschaarder heeft de fosfaatrechten echter nodig voor zijn eigen bedrijfsvoering en weigert veelal mee te werken aan overdracht. In dit kennisartikel worden de reeds gevoerde procedures besproken.
Het onderwerp “compensatie in natura” kan (in de rechtspraak) op de nodige aandacht rekenen. In mijn eerdere blog legde ik al uit wat er precies onder compensatie in natura dient te worden verstaan en wanneer de schade geldt als “voldoende anderszins verzekerd”. Ook in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 4 april jl. (ECLI:NL:RVS:2018:1135) staat het onderwerp “compensatie in natura” centraal. Meer specifiek gaat de deze uitspraak over (de formulering van) de planregels en de daarin geboden termijn voor het benutten van de onder het oude bestemmingsplan geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Voor de kruimelgevallenvergunning voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een periode van 10 jaar is uitsluitend vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk moet zijn dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Voor de vraag of op de grondslag van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor een kruimelvergunning kon worden verleend is niet van belang of aannemelijk is dat de activiteiten en bouwwerken na 10 jaar ook daadwerkelijk respectievelijk zullen worden beëindigd en verwijderd. Dit uitgangspunt geldt ook voor de aanleg van grote zonneparken waarmee substantiële investeringen zijn gemoeid.
In een uitspraak van 21 maart 2018 zitten twee vermeldenswaardige weetjes op het gebied van bewijsrecht en vergunningvrij bouwen. In de postkamer van een gemeente moet een registratie plaatsvinden van de verzending van een besluit. Daarnaast oordeelt de Afdeling in deze uitspraak dat het vervangen van een houten vloer door een betonnen vloer geen aanpassing van de draagconstructie is, zodat hiervoor geen omgevingsvergunning is vereist.