De enkele aanwezigheid van (niet-hechtgebonden) asbest in het gehuurde is een gebrek
In de wet is bepaald wat een gebrek vormt aan een verhuurde zaak. In beginsel vormen alle genotsbeperkingen die niet aan de huurder zijn toe te rekenen een gebrek.
In de wet is bepaald wat een gebrek vormt aan een verhuurde zaak. In beginsel vormen alle genotsbeperkingen die niet aan de huurder zijn toe te rekenen een gebrek.
Het startmoment van de bouw is een belangrijk moment voor een aannemer en een koper. Zo is dit moment bepalend voor de betalingen waar de aannemer recht heeft, voor het bepalen van de datum van oplevering, maar ook het mogelijk verbeurd zijn van een boete. Op 9 juni 2010 oordeelde de Raad van Arbitrage wat nu eigenlijk onder “het starten van de bouw van een appartementencomplex” moet worden verstaan. Lees hier.In deze zaak stelden de kopers van een nieuwbouwappartement dat de bouw van het app...
Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, ook wel “het Gebruiksbesluit”, in werking getreden.
Het retentierecht is een machtig wapen voor een aannemer. Zeker in tijden van economische crisis waarin de betalingen van opdrachtgevers onder druk staan.
Brova huurt sinds 1 december 2005 van de Kroonenberg Groep voor de duur van 10 jaar een winkelunit in het winkelcentrum De Barones te Breda. In huurovereenkomst is opgenomen dat de winkelunit uitsluitend zal worden bestemd om “te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van damesmode, één en ander in de ruimste zin des woords, conform de “Dutch” formule door Brova B.V.”. De formule blijkt niet levensvatbaar te zijn.
Aannemers zijn na oplevering van een werk of na het verstrijken van de onderhoudstermijn in beginsel ontslagen van de aansprakelijkheid van gebreken die een opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Wel zijn aannemers gedurende bepaalde termijnen aansprakelijk voor verborgen gebreken. Het gaat hier vaak om fatale termijnen. De praktijk leert dat veel opdrachtgevers niet of onvoldoende bewust blijken te zijn van deze valkuil.
De hoofdregel is dat een verhuurder van 290-bedrijfsruimte (winkelruimte) de huurovereenkomst pas kan opzeggen na een verloop van vijf + vijf jaar, tenzij er sprake is van “dringend eigen gebruik”. In dat geval kan verhuurder de huurovereenkomst opzeggen tegen het einde van de eerste termijn (van vijf jaar). De verhuurder heeft deze mogelijkheid echter niet als hij de nieuwe eigenaar/verhuurder is én de opzegging wordt gedaan binnen drie jaar nadat de rechtsopvolging (schriftelijk) aan de huurder bekend is gemaakt. Dit is de zogenaamde wachttijdregeling voor de nieuwe eigenaar.
Op 30 januari 2009 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de schadeloosstelling voor de huurder bij afbraak van de bedrijfsruimte in verband met het algemeen belang. De casus was als volgt. Nadat Beter Wonen een bedrijfspand inclusief huurder van de vorige eigenaar in eigendom had overgenomen, heeft zij de huurovereenkomst opgezegd in verband met dringend eigen gebruik. Het bedrijfspand was in gebruik als garagebedrijf. Beter Wonen had het bedrijfspand zelf dringend nodig voor de sloop en de realisatie van een woningcomplex.
De Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) van 27 juli 1998 schept een kader waarbinnen het overleg tussen de verhuurder en zijn huurders(organisatie) behoort plaats te vinden. Per 1 januari 2009 is de Wohv gewijzigd. Hierdoor is de werkingssfeer van de oorspronkelijke wet uitgebreid, evenals het aantal onderwerpen waarover de huurders die onder die werkingssfeer vallen een advies- dan wel een informatierecht hebben. De belangrijkste wijzigingen zullen in deze update kort worden besproken.