Wijziging van Huisvestingswet aangenomen door Eerste Kamer
De wijziging van de Huisvestingswet 2014 gaat door: de Eerste Kamer stemt in met het wetsvoorstel.
De wijziging van de Huisvestingswet 2014 gaat door: de Eerste Kamer stemt in met het wetsvoorstel.
In haar uitspraak van 13 december 2023 oordeelt de Afdeling dat bij de begroting van inkomensschade als gevolg van een verkeersbesluit als peildatum heeft te gelden het moment van het daadwerkelijk ontstaan van de inkomensderving, en niet het moment van de inwerkingtreding van het verkeersbesluit.
In haar uitspraak van 27 september 2023 oordeelt de Afdeling in een Almelose nadeelcompensatiezaak dat ook werkzaamheden die geen onderdeel uitmaken van het project moeten worden betrokken bij de keuze van een voldoende representatieve referentieperiode.
Op 25 oktober 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland in een bodemprocedure geoordeeld dat een huurder gehouden is aan de overeengekomen CPI-index én dus de huurverhoging van 14,5% dient te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden en ook is de verhoging niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
In de zomer van dit jaar heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 aangenomen. Het voorstel wordt nu behandeld door de Eerste Kamer. Alle reden dus om eens in dit bericht eens in te zoomen op het wetsvoorstel, en dan met name de wijziging van de vereiste schaarste bij woonruimtebeheer.
Goed nieuws voor verhuurders die geconfronteerd worden met oneerlijke bedingen in hun huurovereenkomsten. De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het voornemen geuit prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de vernietigbaarheid van oneerlijke huurverhogingsbedingen.
Volgens de rechtbank Amsterdam kunnen huurders op grond van goed huurderschap (art. 7:213 BW) worden verplicht een ‘eerlijk’ alternatief voor een oneerlijk beding te aanvaarden. De rechtbank Amsterdam lijkt daarmee een uitweg te hebben geboden voor verhuurders die in hun maag zitten met de lijn die de rechtbank Amsterdam eerder heeft ingezet ten aanzien van oneerlijke bedingen.
Rechters oordelen dat een beding over de buitengerechtelijke incassokosten in de huurovereenkomst bij woonruimte oneerlijk en (daardoor) vernietigbaar is. Hierdoor zijn de buitengerechtelijke incassokosten – ondanks dat de huurder zijn verplichtingen niet is nagekomen – in het geheel niet toewijsbaar.
De rechtbank Amsterdam heeft in drie uitspraken geoordeeld dat de overeengekomen huurverhogingsbedingen bij woonruimte oneerlijk zijn. Dit heeft tot gevolg dat de bedingen worden vernietigd en in het verleden doorgevoerde huurverhogingen worden teruggedraaid. Ook kan de huurprijs voor de rest van de duur van de huurovereenkomst niet (meer) worden verhoogd. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor lopende huurovereenkomsten en de verkoopbaarheid van wooncomplexen. Reden waarom het voor verhuurders essentieel is om (nieuwe) huurverhogingsbedingen zorgvuldig te formuleren.
Steeds meer ondernemingen doen een beroep op de WHOA. De WHOA kan ook gevolgen hebben voor verhuurders en de wijze waarop voorafgaand aan het sluiten van een huurovereenkomst zekerheid wordt gesteld. Vaak gebeurt dit door middel van een bankgarantie. Uit een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam volgt dat de WHOA voor die praktijk niet zonder gevolgen is.
Op 9 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Financiën het Besluit omschrijving belastingschade van 31 oktober 2001 geactualiseerd.
Uit de rechtspraak blijkt dat bij de verhuur van woonruimte vaak ten onrechte servicekosten in rekening worden gebracht of daarvoor een te hoog bedrag wordt berekend. Bij brief van 4 juli 2023 heeft Minister de Jonge daarom aangekondigd het Besluit servicekosten te willen gaan aanpassen.