Ter beschikking gestelde leaseauto is geen onvoorwaardelijke arbeidsvoorwaarde
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelde in een recent arrest dat een aan een werknemer ter beschikking gestelde leaseauto geen onvoorwaardelijke arbeidsvoorwaarde is.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelde in een recent arrest dat een aan een werknemer ter beschikking gestelde leaseauto geen onvoorwaardelijke arbeidsvoorwaarde is.
Het arbeidsrecht en de transportsector is en blijft een interessante combinatie. Eerder dit jaar heeft de rechter nog geoordeeld dat Hongaarse chauffeurs toch echt recht hebben op het loon dat volgens de cao Beroepsgoederenvervoer geldt en niet het veel lagere, Hongaarse loon. Vaak worden dergelijke ‘voorbeeldzaken’ niet gewezen, maar dat wil niet zeggen dat het niet ‘leeft’ in de transportsector. Laatstelijk kreeg een transportbedrijf namelijk de deksel op zijn neus en werden alle vorderingen van de werknemer toegewezen. Wat was er aan de hand?
Op 12 oktober 2021 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen waarin is geregeld dat ouders recht hebben op (deels) betaald ouderschapsverlof voor (kortgezegd) 9 weken. Deze wet zal ingaan per 2 augustus 2022. In dit artikel ga ik in op de voorwaarden en hoogte van de betaling.
In de sector transport en logistiek is al geruime tijd de discussie gaande of de werknemer recht heeft op een vakantieloon waarbij een vergoeding voor overwerk is inbegrepen. Onder de cao Beroepsgoederenvervoer was dit in de periode 2014-2018 namelijk niet het geval. Cao-partijen hebben toen afgesproken dat de werknemer door het accepteren van een eenmalige vergoeding van €750,- bruto zijn recht op vergoeding van structurele toeslagen over genoten vakantiedagen af kon kopen. Voor meer dan genoeg werknemers stond een dergelijke vergoeding echter in schril contrast met al het overwerk dat zij hadden verricht in die periode. In dit artikel houd ik bij hoe de rechtspraak sinds 2021 omgaat met dit discussiepunt.
De Rechtbank Amsterdam heeft vandaag (13 september 2021) geoordeeld dat een Uber-chauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is. Daarnaast is de algemeen verbindend verklaarde cao Taxivervoer van toepassing verklaard op de arbeidsverhouding. Een dergelijk oordeel is niet nieuw: ook Deliveroo trok inmiddels al in twee (!) instanties aan het kortste eind. De uitspraak zal dan ook een doorn in het oog zijn voor verschillende platformwerkgevers.
Indien géén tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is opgenomen, ontstaat pas recht op een WW-uitkering nadat de overeenkomst voor bepaalde tijd is verstreken. De rechtbank Amsterdam zet echter de poort open door te oordelen dat partijen bij het sluiten van een beëindigingsovereenkomst met wederzijds goedvinden alsnog een tussentijds opzegbeding kunnen overeenkomen. Is deze uitspraak een vreemde eend in de bijt of een uitspraak die navolging verdient?
Vanaf 1 juli 2021 is de vastklikregeling gewijzigd. De uiterlijke ingangsdatum van de vaste arbeidsomvang is de éérste dag van de 15e maand. De oproepkracht moet het aanbod voor de vaste arbeidsomvang binnen één maand accepteren.
Zoals u in onze eerste blog heeft kunnen lezen kan het antwoord op de kwalificatievraag, of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst, grote gevolgen hebben voor zowel zzp’er als opdrachtgever. In deze tweede blog uit de blogreeks over (schijn)zelfstandigen staat de kwalificatievraag centraal. Waarom is deze vraag van groot belang en speelt de bedoeling van partijen wel óf geen rol bij de beantwoording hiervan?
Nederland telde in 2020 1,1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Dit aantal is de afgelopen jaren voortdurend gestegen. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat het werken als zelfstandige financieel aantrekkelijk is voor zowel de zzp’er als de opdrachtgever. Door de snelle opkomst van platformarbeid (zoals bijvoorbeeld Deliveroo en Uber) is de kwalificatievraag de laatste jaren een hot topic in het arbeidsrecht. Een gevolg hiervan is onder meer dat de problematiek rondom (schijn)zelfstandigheid steeds groter wordt.
Met bijzondere aandacht zullen retailondernemers de recente ontwikkelingen in de zogenaamde “min-urendiscussie” in de gaten hebben gehouden. Op 5 juli jl. heeft de voorzieningenrechter (Rechtbank Gelderland) hier een eerste vonnis over gewezen na een door FNV tegen Wibra ingesteld kort geding. Voorlopige conclusie: de cao-bepaling over min-uren mag ook tijdens de coronapandemie worden toegepast en ook anderszins geldt er geen (algemeen) verbod op het inhalen van min-uren.
In dit zevende artikel gaan wij in op de overige verblijfsvergunningen voor arbeid.
In dit zesde artikel gaan wij in op de verblijfsvergunning voor arbeid voor een onderzoeker.