Onderzoeksplicht bij verkoop aandelen?
Schending van de onderzoeksplicht kan onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van de verkopende aandeelhouder-bestuurder. Benieuwd hoe dat in de praktijk werkt?
Schending van de onderzoeksplicht kan onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van de verkopende aandeelhouder-bestuurder. Benieuwd hoe dat in de praktijk werkt?
Op 13 juli 2022 heeft het Gerecht van de EU een belangrijke uitspraak gedaan over staatssteun bij grondtransacties. De Europese Commissie heeft naar het oordeel van het Gerecht niet aannemelijk gemaakt dat de uitgifte van grond in erfpacht tegen niet-marktconforme voorwaarden had plaatsgevonden. Het Gerecht van de EU geeft in zijn uitspraak onder meer bruikbare handvatten om de marktwaarde van de bij een transactie betrokken grond vast te stellen, althans voldoende aannemelijk te maken. Daarmee is de uitspraak ook van belang voor de Nederlandse vastgoedpraktijk.
Als een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging (artikel 7:755 BW). Alleen dan kan hij een verhoging van de prijs vorderen, “tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”. Recent liet de Hoge Raad zich uit over de vraag of voor de toepassing van deze tenzij-regel vereist is dat de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.
Bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden speelde recentelijk een casus waarin de vraag aan de orde kwam of de gemeente Leeuwarden zich kon beroepen op artikel 2.24 sub b van de Aanbestedingswet 2012, kort gezegd de uitzondering voor de verhuur van onroerende zaken. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente geen beroep toekomt op die uitzondering en dat de opdracht in beginsel diende te worden aanbesteed. Het hof komt tot deze conclusie nu volgens het hof de overeenkomst dient te worden gekwalificeerd volgens de regels van het Unierecht en de gemeente er niet in is geslaagd te onderbouwen dat het hoofdonderwerp van de overeenkomst de huur van een onroerende zaak betrof. In dit artikel gaan wij dieper in op deze casus en de combinatie van huurovereenkomsten en dienstverleningsaspecten vanuit aanbestedingsrechtelijk perspectief.
Een forse overschrijding van verrekenbare hoeveelheden die wegens een fout in het bestek reeds ten tijde van de aanbesteding bekend had moeten zijn, leidt tot een aanpassing van de verrekenprijs naar een markconforme prijs ten tijde van inschrijving.
In het tijdschrift Jurisprudentie Aanbestedingsrecht is een noot van Frank Cornelissen en Tony van Wijk gepubliceerd met de titel “Beoordelingselementen die de inhoud van inschrijvingen niet beïnvloeden: bestaan ze eigenlijk wel?”. Zij lichten toe onder welke omstandigheden ruimte tot nadere invulling van criteria wél bestaat en waar de grens ligt.
In een recent vonnis gaat de Utrechtse voorzieningenrechter in op de vraag wanneer een aanbesteder in afwijking van de hoofdregel mag gunnen op “laagste prijs”. Zoals in Utrecht al eens eerder was geoordeeld, kan dat ook bij complexere opdrachten zijn toegestaan. Verder gaat het vonnis in op de motivering die bij gunning op laagste prijs moet worden gegeven: bij afwijzing kan volgens de voorzieningenrechter niet kan worden volstaan met de kale mededeling dat een inschrijver niet de laagste prijs heeft aangeboden. De winnende prijs moet dan ook worden medegedeeld.
Het mededingingsrecht wordt regelmatig gebruikt als breekijzer om geschillen te beslechten. Zo ook in twee recente uitspraken van rechters in Nederland en Curaçao. De uitspraken illustreren dat het van belang is om een verweer tegen een creatief beroep op de mededingingsregels zorgvuldig te onderbouwen en stellingen van de wederpartij te betwisten.
Recentelijk is er een arrest gepubliceerd van het gerechtshof Den Haag (hierna: “hof”) dat dateert van 25 mei 2021. In voormeld arrest velt het hof een oordeel over de toelaatbaarheid van een rechtsbeschermingsclausule (vervaltermijn) in een aanbestedingsprocedure. In dit artikel vertel ik u hier meer over.
De Haagse voorzieningenrechter buigt zich in een recente zaak over de vraag of een strafbeschikking wegens omkoping – opgelegd door het Openbaar Ministerie – een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is in de zin van de ‘verplichte uitsluitingsgronden’ uit de Aanbestedingswet 2012, zodat de omkoper zou worden uitgesloten. Daarnaast speelt de vraag of de omkoper ook een ‘ernstige beroepsfout’ heeft begaan, en of dat dan op zichzelf tot uitsluiting leidt nu de omkoping buiten de ‘terugkijktermijn’ plaatsvond en de strafbeschikking niet.
Wat als een gunningscriterium dat duurzaamheid beoogt te bevorderen een zittende leverancier bevoordeelt waardoor de concurrentie weinig kans maakt de opdracht te verkrijgen. Brengt het level playing field beginsel dan met zich dat dit criterium en dus de duurzaamheidsambitie moet wijken? De Rotterdamse kort gedingrechter oordeelt van wel.
Bij een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure van Rijkswaterstaat moet elke inschrijver twee sleutelfunctionarissen aanbieden. Onderdeel van de inschrijving is dat deze functionarissen over de inschrijving worden geïnterviewd.