Nieuwsbrief compliance voor woningcorporaties
Het actief delen van kennis zit in het DNA van Dirkzwager. Onlangs heeft Dirkzwager een nieuwe, unieke manier van kennis delen geïntroduceerd: de nieuwsbrief compliance voor woningcorporaties.
Het actief delen van kennis zit in het DNA van Dirkzwager. Onlangs heeft Dirkzwager een nieuwe, unieke manier van kennis delen geïntroduceerd: de nieuwsbrief compliance voor woningcorporaties.
Bij een vordering tot voortzetting van de huur van woonruimte door een persoon die geen medehuurder is, moet door de beoogde huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding worden aangetoond. In het geval dat een inwonend kind voor zijn ouder zorgt, rust er een zware stelplicht en bewijslast op de beoogd huurder. Objectieve en subjectieve factoren spelen hier een belangrijke rol. Daar liggen kansen voor de verhuurders.
Bij anti-kraak komt het in de praktijk veelvuldig voor dat de leegstandbeheerder geen vergoeding ontvangt van de eigenaar van het pand. De leegstandbeheerder wordt dan betaald door de anti-kraakbewoners onder de noemer van servicekosten of bemiddelingskosten. Dergelijke constructies zijn niet zonder risico’s.
Minister Stef Blok (Wonen en Rijksdienst) is voornemens een nieuw puntenstelsel te introduceren om woningen te waarderen in het kader van het bepalen van de maximale huurprijs.
Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat een boetebeding in een huurovereenkomst van € 4.500,- indien de huurder overgaat tot (onbevoegde) onderverhuur niet oneerlijk of onredelijk is. Voor matiging is ook geen reden. Het hof volgt de woningcorporatie in haar standpunt dat de boete een afschrikwekkend effect moet hebben om de leefbaarheid in de buurten te kunnen bevorderen. De zaakHuurder huurt van een woningcorporatie een woning. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor woonrui...
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 30 november 2012 de jaarlijkse individuele oordeelsbrieven toegestuurd aan de woningcorporaties. Voor het eerst heeft de minister zich hierin uitgelaten over de nakoming van de regels bij toewijzing van huurwoningen in het kader van staatssteun.
Verhuurders die de ROZ voorwaarden voor kantoorruimte hanteren dienen zich ervan bewust te zijn dat een rechter aan de inhoud van deze voorwaarden voorbij kan gaan, onder meer wanneer de huurder en de verhuurder niet inhoudelijk over deze voorwaarden hebben onderhandeld.
De rechtbank van Arnhem heeft bij vonnis van 7 juni 2011 een gebruiksovereenkomst in de plaats gesteld van een beëindigde huurovereenkomst die is aangegaan op grond van de Leegstandwet. De huurder is hierdoor in de gelegenheid gesteld vervangende woonruimte te zoeken. De huurovereenkomst is evenwel beëindigd.
Woningcorporaties zien zich met enige regelmaat geconfronteerd met ouder en kind samenlevingen, waarbij het kind via een gerechtelijke procedure zich met succes weet te promoveren van samenlever tot medehuurder. Soms gebeurt dat op oneigenlijke gronden waardoor het gevaar dreigt dat hele familiedynastieën zich in de huurwoning gaan nestelen, onder meer ingeval sprake is van een verzorgingselement zonder dat daar noodzaak voor is.
Begin februari van dit jaar is door de rechtbank Amsterdam, sector kanton uitgemaakt dat een winkelier die een winkelpand huurt door de verhuurder niet mag worden beperkt in de wijze waarop de winkelier zijn onderneming in het winkelpand exploiteert zolang het winkelpand wordt gebruikt binnen de grenzen van de wet en de huurovereenkomst.
Op 14 januari 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een verhuurder niet bevoegd is om via een bankgarantie de door beëindiging gederfde huurtermijnen als schade te innen op het moment dat de curator of de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Faillissementswet (Fw) tussentijds door opzegging heeft beëindigd.
Regelmatig twisten huurders en verhuurders over de vraag wie bij het einde van de huur de kosten van verwijdering van de reeds bij aanvang van de huur aanwezige voorzieningen en installaties dient te dragen. Zowel voor huurder als verhuurder is het dan zaak om bij de aanvang van de huur schriftelijk te hebben vastgelegd dat deze zaken al dan niet tot het gehuurde behoren en/of zijn overgenomen van de vorige huurder.