Samenvoeging van panden vergunbaar met kruimelgevallenregeling
Het komt regelmatig voor dat een afwijking van het bestemmingsplan wordt vergund met de zogenaamde kruimelgevallenregeling.
Het komt regelmatig voor dat een afwijking van het bestemmingsplan wordt vergund met de zogenaamde kruimelgevallenregeling.
In het verleden is er regelmatig geprocedeerd over de vraag of een belanghebbende een vergunning van rechtswege had verkregen, omdat het bestuursorgaan niet tijdig een beslissing had genomen op de aanvraag. Niet zelden kwam die discussie voort uit een aanvraag die verstopt was in een ander document bijvoorbeeld een bezwaarschrift gericht tegen een handhavingsbesluit.
De “kruimelgevallenregeling” of “kruimellijst” neergelegd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (“Bor”) is voer voor discussie en rechtspraak. In een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) van 20 februari 2019 staat de gebruikswijziging uit artikel 4 lid 9 van bijlage II Bor centraal.
De afgelopen jaren is er de nodige jurisprudentie verschenen over de vraag of, en zo ja op welke wijze, volksgezondheidsaspecten een rol kunnen of mogen spelen bij de vestiging of uitbreiding van veehouderijen. Deze vraag speelt zowel in milieuvergunningprocedures als in planologische procedures.
Procespartijen in het bestuursrecht kunnen slechts opkomen tegen normschendingen die hun eigen belang raken. Dat is de kern van het relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a Awb. Dat betekent dat een partij bijvoorbeeld niet met succes kan opkomen tegen de komst van een bedrijf met het betoog dat het bedrijf voorgeschreven afstanden tot woningen van derden niet in acht neemt. Dat kunnen namelijk alleen die derden.
Vanaf 7 november ligt het ontwerp koninklijk besluit ter inzage waarbij onroerende zaken ter onteigening worden aangewezen om de realisatie van het project “ViA15” mogelijk te maken. Wat betekent een mogelijke onteigening voor u?
Op 19 oktober 2018 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) aan advocaat-generaal Wattel een conclusie gevraagd over de rol van het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht. Deze conclusie dient ter voorlichting van de Afdeling, maar bindt haar niet.
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) een koerswijziging ingezet ten aanzien van dwangsominvordering.
De coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan en daarop gebaseerde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ tegelijkertijd worden voorbereid en bekendgemaakt. Daarmee kan een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijk worden versneld. In een uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018 wordt nog eens bevestigd dat dit argument – snelheid – een legitiem argument is om de coördinatieregeling toe te passen.
Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het college bij de vaststelling van een wijzigingsplan dient na te gaan of wijziging van de oorspronkelijke bestemming uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, gerechtvaardigd is.
Op 15 augustus 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nog eens herhaald in welke gevallen degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als belanghebbende bij de beslissing op dat verzoek kan worden aangemerkt.
Op 29 juni 2018 heeft de ministerraad groen licht gegeven voor de wetsvoorstellen voor de Invoeringswet Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Voornoemde wetsvoorstellen zijn inmiddels ook ingediend bij de Tweede Kamer. Bekend is dat de Omgevingswet tot een grootschalige wijziging van het omgevingsrecht zal leiden. Maar wat betekent deze wet concreet voor de regelingen met betrekking tot nadeelcompensatie en schadevergoeding bij gedoogplichten?