Procesrecht: tweemaal een schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen?
Bij de Hoge Raad lag onlangs de vraag voor of twee opeenvolgende schadestaatprocedures als één geding hebben te gelden voor de toepassing van artikel 236 Rv.
Bij de Hoge Raad lag onlangs de vraag voor of twee opeenvolgende schadestaatprocedures als één geding hebben te gelden voor de toepassing van artikel 236 Rv.
De zorgplicht van de IT-leverancier is al jaren in ontwikkeling. Jurisprudentie laat zien dat de omvang van deze zorgplicht als maar veelomvattender wordt. In een recent arrest legt het Hof Amsterdam de zorgplicht juist een keer beperkt uit: bij de beoordeling van de reikwijdte van de zorgplicht moet de aard en inhoud van de overeenkomst niet uit het oog worden verloren. De afspraken uit de overeenkomst bepalen immers waar de zorgplicht op ziet. In casu gaf de opdrachtgever een incidentele opdracht voorzien van duidelijke instructies, hetgeen volgens het hof invloed heeft op de hoogte van de zorgplicht van de IT-leverancier.
De aanvraag voor de registratie van het merk LEGNOLAND wordt met succes tegengegaan door Lego Juris, ook al beschikt zij niet over registratie van een identiek merk. Zo werkt het merkenrecht.
In een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2020 wordt geoordeeld over de verhouding tussen door de Ondernemingskamer vastgesteld wanbeleid en bestuurdersaansprakelijkheid. Het oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is geweest van wanbeleid brengt niet zonder meer mee dat het bestuur aansprakelijk is of dat dit voorshands moet worden aangenomen. Het oordeel van de Ondernemingskamer dient bij de aansprakelijkheidsprocedure in aanmerking te worden genomen en kan bewijsrechtelijke betekenis hebben.
Soms is een algemene voorwaarde een illusie: een bepaling die in de algemene voorwaarden (c.q. polisvoorwaarden) staat is niet altijd een algemene voorwaarde. Andersom is ook waar: soms is een bepaling in het lichaam van een overeenkomst of polisblad een algemene voorwaarde. Een onjuiste kwalificatie kan tot gevolg hebben dat onbedoeld dekking moet worden verleend. Aan de hand van recente jurisprudentie en literatuur zet ik uiteen hoe het zit en waarom e.e.a. van belang is en geef ik verzekeraars tips hoe de problematiek kan worden voorkomen.
De partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming van dat vonnis voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, handelt in beginsel onrechtmatig en is schadeplichtig wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Als sprake is van frustratie van verhaal, dan kan de bestuurder aansprakelijk zijn. Dit wordt bevestigd in een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
In een recent arrest (15 mei 2020) heeft de Hoge Raad duidelijkheid geschapen over het moment van ontstaan en het moment van verjaren van regresvorderingen tussen verzekeraars, wanneer die regresvorderingen gebaseerd zijn op artikel 7:961 lid 3 BW. Het gaat daarbij om de situatie waarin een verzekeraar meer uitkeert dan hem aangaat. In dat geval heeft die verzekeraar volgens artikel 7:961 lid 3 BW verhaal op de andere tot uitkering verplichte verzekeraar, voor het bedrag dat hij te veel heeft uitgekeerd.
Ook al nam de bestuurder in hoger beroep geen memorie van antwoord, zijn stellingen uit eerste aanleg hadden toch betrokken moeten worden bij de beoordeling of sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. Door dit niet te doen, miskent het hof de devolutieve werking van het hoger beroep, zo volgt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Recentelijk lag bij de Hoge Raad de vraag voor of een uitlener, die eigenrisicodrager voor de Ziektewet is, verhaal mag nemen op de inlener voor door de uitlener gedane uitkeringen uit hoofde van arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad oordeelde ontkennend: ook een eigenrisicodrager moet artikel 52b Ziektewet tegen zich laten gelden en kan dus geen verhaal nemen op de inlener.
Op 3 april 2020 verscheen een arrest van de Hoge Raad inzake de lopende enquêteprocedure bij het voormalige SNS Reaal. Onderwerp van het geschil betrof de medewerkingsplicht in een enquêteprocedure. In dit blog bespreken wij enkele vragen die in het arrest naar voren komen. In hoeverre kunnen vennootschappen in het kader van een enquête weigeren om opgevraagde documenten af te geven met een beroep op een (afgeleid) verschoningsrecht? En wat is de rol van de raadsheer-commissaris van de Ondernemingskamer?
Civielrechtelijke aansprakelijkheid vloeit niet per definitie voort uit een tuchtrechtelijke veroordeling. Het tuchtrecht en het civiele recht kennen een verschillend beoordelingskader. Het is aan degene die de beroepsbeoefenaar een verwijt maakt om gemotiveerd te stellen dat en waarom sprake is van civielrechtelijke onzorgvuldigheid. Het enkele gegeven dat een tuchtrechtelijke veroordeling is uitgesproken is daarvoor onvoldoende.
Onrechtmatige uitlatingen kunnen worden rechtgezet door een rectificatie. De Hoge Raad gaat in dit recente arrest in op het karakter van de vordering tot rectificatie.