Uitspraak Afdeling over voorwaardelijke verplichtingen
De Afdeling bestuursrechtspraak legt uit dat het in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig kan zijn om bestaand gebruik aan banden te leggen met voorwaardelijke verplichtingen.
De Afdeling bestuursrechtspraak legt uit dat het in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig kan zijn om bestaand gebruik aan banden te leggen met voorwaardelijke verplichtingen.
Bij de vaststelling van een wijzigingsplan dient in beginsel de aanvaardbaarheid van alle nieuwe planologische mogelijkheden te worden beoordeeld, niet alleen die van de ontwikkeling ten aanzien waarvan om een wijziging is verzocht. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2021.
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2085) blijkt eens te meer dat initiatiefnemers en bestuursorganen goed moeten opletten als bij de verlening van een natuurvergunning gebruikt wordt gemaakt van extern salderen.
Gebiedsfonds, omgevingsfonds, duurzaamheidsfonds… allerlei benamingen voor fondsen waarvoor de gemeente in een anterieure overeenkomst een financiële bijdrage kan vragen. Het overeenkomen van een financiële bijdrage in een anterieure overeenkomst geschiedt in principe op vrijwillige basis. Onder omstandigheden mag planologische medewerking echter worden geweigerd wanneer initiatiefnemers weigeren een anterieure overeenkomst te tekenen die strekt tot betaling van een financiële bijdrage. Doorslaggevend is of er bij weigering van betaling sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening, zo volgt ook uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 augustus 2021.
De Afdeling heeft op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan ‘Dennenheuvel 2020’. Daarin heeft zij geoordeeld dat niet in de planregels hoeft te worden opgenomen dat de nieuwbouw aardgasvrij wordt gerealiseerd en dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid zouden zijn onderschat door het gebruik van de AERIUS Calculator in het stikstofonderzoek.
Op 9 juli 2021 heeft een gemengde kamer, met daarin de presidenten van de CRvB en de CBb, en de voorzitter van de ABRvS, geoordeeld dat de bestuursrechter vanaf nu niet langer meer ambtshalve toetst of voorgaande rechtsmiddelen tijdig zijn ingesteld.
De regering dient voor de algemene normen voor geluid, slagschaduw en veiligheid die gelden voor de bouw en het gebruik van windturbines een milieubeoordeling te maken. Zolang de regering deze beoordeling nog niet heeft gemaakt, mogen deze normen uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling niet worden gebruikt. Dit blijkt uit de tussenuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 juni 2021.
De raad van de gemeente Altena heeft een paraplubestemmingsplan vastgesteld, waarmee in de gehele gemeente het bewonen van een pand door meer dan één huishouden aan banden wordt gelegd. (Mede)-eigenaars van panden waarin arbeidsmigranten zijn gehuisvest betogen terecht dat het plan overgangsrechtelijk niet goed in elkaar zit. De uitspraak is ook interessant omdat hierin wordt bevestigd dat een parapluplan een beheersverordening niet opzij zet.
Bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen kan het college van burgemeester en wethouders advies vragen aan de welstandscommissie of de Stadsbouwmeester. De beoordelingsruimte van het college – en van de welstandsadviseur – is afhankelijk van de mate waarin de bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zijn uitgewerkt.
Naar aanleiding van de ViA15-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (tussenuitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105) heeft BIJ12 in samenwerking met het Rijk en de provincies een handreiking opgesteld voor het bepalen van het depositie-effect van wegverkeer binnen een afstand van 5 km van de weg.
Sinds mei 2019 vaart de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een soepelere koers als het gaat om de toepassing van het vertrouwensbeginsel. Sindsdien kunnen bestuurders en ambtenaren met hun uitlatingen en gedragingen een bestuursorgaan sneller binden dan voorheen. Toch liggen de uitspraken waarin een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet voor het oprapen. In een uitspraak van 24 maart jl. is dat wel het geval op basis van verklaringen van de raad in een eerdere procedure. Een goede reden om bij deze uitspraak stil te staan. Daarnaast illustreert deze uitspraak hoe een gemeente anno 2021 in de problemen kan komen met haar woningprogrammering als gevolg van een “oude” uit te werken grootschalige woningbouwbestemming.
De datum voor inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland op 1 januari 2022. Minister Ollongren heeft in eerdere kamerbrieven steeds aangekondigd dat deze datum haalbaar is. Met de kamerbrief van 23 april 2021 lijkt daar toch verandering in te komen.