Beperking lengte processtukken in hoger beroep toelaatbaar
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beperkingen die in de procesreglementen van de gerechtshoven worden gesteld aan de lengte van processtukken in civiele zaken toelaatbaar zijn.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beperkingen die in de procesreglementen van de gerechtshoven worden gesteld aan de lengte van processtukken in civiele zaken toelaatbaar zijn.
In een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2020 wordt geoordeeld over de verhouding tussen door de Ondernemingskamer vastgesteld wanbeleid en bestuurdersaansprakelijkheid. Het oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is geweest van wanbeleid brengt niet zonder meer mee dat het bestuur aansprakelijk is of dat dit voorshands moet worden aangenomen. Het oordeel van de Ondernemingskamer dient bij de aansprakelijkheidsprocedure in aanmerking te worden genomen en kan bewijsrechtelijke betekenis hebben.
De partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming van dat vonnis voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, handelt in beginsel onrechtmatig en is schadeplichtig wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Als sprake is van frustratie van verhaal, dan kan de bestuurder aansprakelijk zijn. Dit wordt bevestigd in een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Ook al nam de bestuurder in hoger beroep geen memorie van antwoord, zijn stellingen uit eerste aanleg hadden toch betrokken moeten worden bij de beoordeling of sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. Door dit niet te doen, miskent het hof de devolutieve werking van het hoger beroep, zo volgt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een verzekeringsrechtelijk geschil tussen de commissarissen van het failliete Imtech en CNA, de first excess layer verzekeraar op de Directors & Officers (D&O) verzekering van Imtech. Het hof oordeelt dat CNA door de commissarissen niet kan worden aangesproken voor vergoeding van door hen gemaakte verweerkosten. Dit is erin gelegen dat de primary layer, die een dekking biedt voor EUR 25 miljoen, nog niet is uitgeput, zodat dekking onder de excess layer niet aan de orde is.
Een bestuurder van een stichting derdengelden advocatuur heeft een controleplicht ter voorkoming van ongeoorloofde betalingen. Indien hem een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt, kan hij persoonlijk aansprakelijk zijn. In de zaak die resulteerde in een recent arrest van het hof Amsterdam, leidde de afwezigheid van controle niet tot bestuurdersaansprakelijkheid.
De Hoge Raad wees onlangs een belangrijk arrest waarin de vraag centraal staat of de bestuurder van een failliet verklaarde vennootschap zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aansprakelijk is jegens de boedel wegens het doen van aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap. Bestuurders van een vennootschap in zwaar weer moeten goed opletten dat zij tijdig, onder de juiste omstandigheden en met inachtneming van de voorgeschreven regels, een faillissementsaanvraag doen. Gaat dit mis, dan ligt bestuurdersaansprakelijkheid op de loer. In dit artikel worden de rechtsregels voor eventuele bestuurdersaansprakelijkheid op een rij gezet.
Dat de bestuurder van een (volkstuin)vereniging onwetend is van onjuist bestuurshandelen, doet aan haar verantwoordelijkheid ter zake niet af. Zodoende kan zij voor de schadelijke gevolgen daarvan in privé worden aangesproken, ook al is haar functie onbezoldigd en op vrijwillige basis.
Uit een recent arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat de drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid nog altijd hoog is: “Het bestaan van een negatief eigen vermogen en het lijden van verlies wil nog niet zeggen dat het punt bereikt is waarop het onverantwoord is de onderneming te continueren en nog verdere verbintenissen met derden aan te gaan.”
De Hoge Raad heeft in een belangrijk arrest bepaald dat het beginsel van collectieve aansprakelijkheid en de invloed van taakverdelingen in dat verband, zoals toegepast in het kader van interne bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:9 BW, niet gelden bij externe bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 6:162 BW. De Hoge Raad houdt aldus vast aan de hogere lat voor aansprakelijkheid van een bestuurder. Dit betekent dat een bestuurder niet automatisch aansprakelijk is bij onbehoorlijke taakvervulling door een andere bestuurder.