Het retentierecht van de (onder)aannemer
Het retentierecht is een machtig wapen voor een aannemer. Zeker in tijden van economische crisis waarin de betalingen van opdrachtgevers onder druk staan.
Het retentierecht is een machtig wapen voor een aannemer. Zeker in tijden van economische crisis waarin de betalingen van opdrachtgevers onder druk staan.
Brova huurt sinds 1 december 2005 van de Kroonenberg Groep voor de duur van 10 jaar een winkelunit in het winkelcentrum De Barones te Breda. In huurovereenkomst is opgenomen dat de winkelunit uitsluitend zal worden bestemd om “te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van damesmode, één en ander in de ruimste zin des woords, conform de “Dutch” formule door Brova B.V.”. De formule blijkt niet levensvatbaar te zijn.
Op 26 maart 2010 heeft de Hoge Raad zich wederom uitgelaten over de rechtsregel "koop breekt geen huur" in het kader van een huurovereenkomst met koopoptie. De huurovereenkomst is in 1984 door huurder en verhuurder gesloten.
Aannemers zijn na oplevering van een werk of na het verstrijken van de onderhoudstermijn in beginsel ontslagen van de aansprakelijkheid van gebreken die een opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Wel zijn aannemers gedurende bepaalde termijnen aansprakelijk voor verborgen gebreken. Het gaat hier vaak om fatale termijnen. De praktijk leert dat veel opdrachtgevers niet of onvoldoende bewust blijken te zijn van deze valkuil.
De hoofdregel is dat een verhuurder van 290-bedrijfsruimte (winkelruimte) de huurovereenkomst pas kan opzeggen na een verloop van vijf + vijf jaar, tenzij er sprake is van “dringend eigen gebruik”. In dat geval kan verhuurder de huurovereenkomst opzeggen tegen het einde van de eerste termijn (van vijf jaar). De verhuurder heeft deze mogelijkheid echter niet als hij de nieuwe eigenaar/verhuurder is én de opzegging wordt gedaan binnen drie jaar nadat de rechtsopvolging (schriftelijk) aan de huurder bekend is gemaakt. Dit is de zogenaamde wachttijdregeling voor de nieuwe eigenaar.
Recent heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage een arrest gewezen over de positie van een verhuurder bij het onrechtmatig verwijderen van de inboedel van een huurder. De casus was als volgt.
Op 30 januari 2009 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de schadeloosstelling voor de huurder bij afbraak van de bedrijfsruimte in verband met het algemeen belang. De casus was als volgt. Nadat Beter Wonen een bedrijfspand inclusief huurder van de vorige eigenaar in eigendom had overgenomen, heeft zij de huurovereenkomst opgezegd in verband met dringend eigen gebruik. Het bedrijfspand was in gebruik als garagebedrijf. Beter Wonen had het bedrijfspand zelf dringend nodig voor de sloop en de realisatie van een woningcomplex.