Kind onder de nieuwe Pensioenwet minder beschermd dan partner
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer, nu de Eerste Kamer nog.
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer, nu de Eerste Kamer nog.
In een eerdere bijdrage schetste ik de gevolgen van de Wet toekomst pensioenen voor het nabestaandenpensioen.
Er zijn een hoop dingen waar je als werkgever over na moet denken bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling. Dat de inwerkingtreding van de Wet Toekomst Pensioenen een half jaar is uitgesteld, tot 1 juli 2023, lijkt lang, maar niets is minder waar. De overgang naar het nieuwe stelsel is tijds- en arbeidsintensief. Met behulp van deze blogreeks lichten we de belangrijkste onderwerpen uit de transitie nader voor u toe. Vandaag gaan we in op het compensatievraagstuk.
In het vakblad Salaris Rendement is een artikel van pensioenadvocaat Frédérique Hoppers verschenen, met belangrijke pensioenaandachtspunten bij uitdiensttreding van een werknemer: “Alarmbellen bij de uitdiensttreding”.
Op 10 en 12 oktober 2022 heeft Schouten een wetgevingsoverleg (WGO) gevoerd over het wetsvoorstel toekomst pensioenen (wtp).
Een enorme arbeidsmarktkrapte. Bedrijven die staan te springen om helpende handjes. En daar is Nora, 40 jaar oud. Jarenlang in loondienst gewerkt. Hunkerend naar vrijheid, blijheid en een veel aantrekkelijker uurtarief. Ze waagt de sprong in het diepe. Ze kiest voor een zelfstandigenbestaan.
Gisteren, 6 oktober 2022, heeft minister Schouten bekendgemaakt dat de beoogde ingangsdatum van de Wet toekomst pensioenen van 1 januari 2023 wordt uitgesteld naar 1 juli 2023.
Er zijn een hoop dingen waar je als werkgever over na moet denken bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling. Zo zijn er ook verschillende mogelijkheden die zien op de overgang an sich. Deze mogelijkheden zullen telkens in een aparte blog worden besproken, waarbij de focus in deze blog ligt op de eerbiedigende werking.
De Romeinen hadden een vanzelfsprekend uitgangspunt dat in onze tijd nog steeds van toepassing is: ‘Da mihi facta, dabo tibi ius’. Oftwel: ‘Geef mij de feiten, dan zal de rechter u zeggen wat het recht hierover zegt’. Deze zinsnede toont een duidelijke rolverdeling: de partijen bij het geschil verzamelen de juiste feiten en de rechter past hierop het recht toe.
De vertrouwelijkheid van mediation (de geheimhouding) waarborgt dat de deelnemende partijen al wat daartoe nodig is aan de orde kunnen stellen. Zonder dat hierop buiten de mediation (ook niet bij de rechter) een beroep kan worden gedaan. Geen van de partijen kan worden geconfronteerd met informatie die verkregen is in het kader van de mediation gesprekken. Vaak wordt voor mediation gekozen om te de-escaleren in een open gesprek aan de hand van behoeften, zorgen en wensen in plaats van (juridische) argumenten. Het komt ook voor dat de arbeidsrelatie tijdens de mediation juist verder escaleert en zelfs onherstelbaar onder druk komt te staan. Is het dan mogelijk dat de werkgever of werknemer zich beroept op wat tijdens de mediation is gezegd of voorgevallen? De kantonrechter in Gouda beantwoordde deze vraag recent afwijzend.
In 2019 hebben de sociale partners en het kabinet het welbekende Pensioenakkoord gesloten. In het Pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over de hervorming van het Nederlandse pensioenstelsel. In navolging op dit akkoord is het Wetsvoorstel Wet Toekomst Pensioenen (hierna: WTKP) ingediend bij de Tweede Kamer. Na instemming door de Eerste en Tweede Kamer, zal deze wet (volgens de beoogde ingangsdatum) in werking treden op 1 juli 2023. De wet brengt veel veranderingen met zich mee, en de werkgever heeft daarbij een leidende rol. Maar wat moet je eigenlijk allemaal precies regelen als werkgever? Waar moet je rekening mee houden, en wie spelen er nog meer een rol in het proces? Hier gaan wij in deze blogreeks verder op in, waarbij wij ons specifiek focussen op werkgevers met een verzekerde pensioenregeling. In deze tweede blog zullen wij aandacht besteden aan de verschillende pensioenregelingen onder het nieuwe stelsel.
De vuistregel dat een rechter een ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning zal toewijzen bij een huurachterstand van drie maanden, behoeft nuancering. Uit recente rechtspraak blijkt dat rechters ook als voorwaarde kunnen stellen dat de verhuurder het niet kunnen incasseren van de huurachterstand eerst dient te hebben gemeld bij de gemeente. Het wél melden kan vervolgens een afkoelingsperiode tot gevolg hebben waardoor verhuurders het risico lopen dat zij 6 maanden lang geen betaling van de huurachterstand bij de rechter kunnen vorderen. Dit geldt zowel voor woningcorporaties als voor particuliere verhuurders.