Nadeelcompensatieverzoek op grond van de Tracéwet
Voor zover een verjaringstermijn niet uit de Tracéwet voortvloeit, kan de aanspraak op nadeelcompensatie niet worden beknot door in een beleidsregel alsnog in een verjaringstermijn te voorzien.
Voor zover een verjaringstermijn niet uit de Tracéwet voortvloeit, kan de aanspraak op nadeelcompensatie niet worden beknot door in een beleidsregel alsnog in een verjaringstermijn te voorzien.
Het verhuren van een regulier / normaal woonhuis als vakantiewoning is niet altijd toegestaan. Om hier als college met succes tegen op te kunnen treden, moet de verhuur in strijd zijn met het bestemmingsplan en moet voldoende duidelijk zijn wanneer er sprake is van méér dan incidentele verhuur.
Een zonnepark kan vergund worden op basis van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dat geval wordt een vergunning verleend voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een periode van 10 jaar. In een uitspraak van 4 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dit goed gekeurd. Op 19 september 2018 zijn de spelregels voor het verkrijgen van een Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) aangepast, waardoor een zonnepark dat gerealiseerd wordt met een kruimelvergunning niet (langer) subsidiabel is.
De coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan en daarop gebaseerde omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ tegelijkertijd worden voorbereid en bekendgemaakt. Daarmee kan een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijk worden versneld. In een uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018 wordt nog eens bevestigd dat dit argument – snelheid – een legitiem argument is om de coördinatieregeling toe te passen.
Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het college bij de vaststelling van een wijzigingsplan dient na te gaan of wijziging van de oorspronkelijke bestemming uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, gerechtvaardigd is.
Op 15 augustus 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nog eens herhaald in welke gevallen degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als belanghebbende bij de beslissing op dat verzoek kan worden aangemerkt.
We kennen ze allemaal; de grote LED-reclamemasten van Interbest vaak pal naast de snelweg. Als er plannen zijn om daar direct naast een nieuwe reclamemast op te richten dan is Interbest er snel bij om de zichtbaarheid van haar masten veilig te stellen. Daarbij rijst de vraag of Interbest als belanghebbende kan worden aangemerkt. Bij die toets is relevant of zij “gevolgen van enige betekenis” van de concurrente mast ondervindt.
Zonneparken schieten met het oog op de energietransitie als paddenstoelen uit de grond. Dit soort projecten kunnen op verschillende manieren planologisch worden ingepast. In Leeuwarden wordt met een parapluplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied in één keer beoogd om belemmeringen weg te nemen voor het realiseren van zonne-energie- en zonnewarmteprojecten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) laat het plan in een uitspraak van 11 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2338), met uitzondering van een deelgebied, in stand.
Wanneer kan financiële compensatie het evidente karakter van de privaatrechtelijke belemmering wegnemen? Over die vraag oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg in zijn vonnis van 13 juli jl. De feiten in deze zaak zijn als volgt.
Dat een goede lezing van het bestemmingsplan geen ‘klein bier’ is, heeft een ambachtelijke bierbrouwer in spe ondervonden in een omgevingsvergunningprocedure tegen de gemeente Heemskerk.
Ondanks de beleidsvrijheid die de gemeenteraad heeft bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet hij toch goed opletten. De mogelijkheden om flexibiliteit te bieden door het opnemen van een binnenplanse ontheffingsbevoegdheid zijn niet onbegrensd.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie o.a. de uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3538) dat bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts dient te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt concreet in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Het komt niet met grote regelmaat voor dat op deze grond een aangevraagde vergunning wordt geweigerd, reden waarom in deze bijdrage kort wordt stilgestaan bij dit verschijnsel aan de hand van een uitspraak van 6 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1829).