De casus
Aannemer ‘Parketvloeren’ heeft een offerte uitgebracht voor het leveren en leggen van een nieuwe parketvloer. Tijdens de opname van de te verrichten opdracht constateert Parketvloeren dat er mogelijk een vochtprobleem in de woning is. Daarom wint Parketvloeren advies in bij een externe adviseur. Deze adviseur adviseert dat er eerst onderzoek gedaan moet worden naar de bron van het vocht en stelt vast dat het vochtpercentage in de muren te hoog is. Het advies luidt om alle dekvloeren te verwijderen en een vochtkering te realiseren die voorkomt dat optrekkend vocht met de parketvloer in aanraking komt.
Opdrachtgevers leggen conform het advies een nieuwe betonnen vloerconstructie inclusief cementdekvloer aan. De adviseur stelt vervolgens vast dat de nieuwe vloer (op een nog te verhelpen ondergeschikt gebrek na) voldoet, waarna Parketvloeren de parketvloer legt. Na een half jaar komt de parketvloer omhoog en gaat de vloer bol staan. Een door de opdrachtgevers ingeschakelde adviseur concludeert dat Parketvloeren onvoldoende heeft gewaarschuwd voor zijdelingse vochttoetreding tot de cementdekvloer/betonvloer vanuit de muren. Parketvloeren wordt door de opdrachtgevers aansprakelijk gesteld voor de schade. Nadat de kantonrechter de gevorderde herstelkosten volledig heeft toegewezen en Parketvloeren in hoger beroep gaat, buigt het Hof Den Bosch zich over de zaak.
Het oordeel van het Hof
De kernvraag waarover het Hof moet oordelen is of van een aannemer mag worden verwacht dat tweemaal wordt gewaarschuwd voor eenzelfde risico, in dit geval het verhoogde vochtpercentage in de muren en - in het verlengde daarvan - het risico op vochttoetreding vanuit de muren tot de vloer. Het Hof neemt als uitgangspunt dat op grond van artikel 7:754 en 7:760 BW de aannemer verplicht is bij het aangaan of het uitvoeren van de opdracht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen, alsook voor gebreken en ongeschiktheid van zaken die van de opdrachtgever afkomstig zijn. Ook uit de vereiste zorgvuldigheid bij de uitvoering van het werk kan voor de aannemer een waarschuwingsplicht voortvloeien. Alleen als voldoende concreet en voldoende duidelijk is gewaarschuwd, is Parketvloeren als aannemer niet verantwoordelijk voor zaken afkomstig van de opdrachtgever (zoals de ondervloer en de naastgelegen muren). Op Parketvloeren rust de bewijslast dat bij de uitvoering van het werk de benodigde zorgvuldigheid in acht is genomen en aan de waarschuwingsplicht is voldaan.
Het Hof oordeelt dat Parketvloeren bij het aangaan van de overeenkomst voldoende heeft gewaarschuwd dat de muren een verhoogd vochtpercentage bevatten en de noodzaak om de muren te behandelen tegen optrekkend vocht.
Parketvloeren is bij de start van de werkzaamheden wel tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende waarschuwingsplicht. Zij heeft nagelaten te controleren of de vloeren niet alleen op het moment van het leggen van de parketvloer droog zouden zijn, maar ook blijvend droog zouden blijven. Uit het advies van externe adviseur van Parketvloeren, dat voor het aangaan van de overeenkomst werd ingewonnen, bleek immers al dat het vochtgehalte in de muren te hoog was. Parketvloeren mocht er niet zonder meer op vertrouwen dat de bewoners iets met dat advies hadden gedaan, maar had zelf moeten controleren of de vloeren én muren geschikt waren om de parketvloer aan te leggen. Het vochtgehalte van de muren is niet (nogmaals) is onderzocht. Zou Parketvloeren dat wel hebben gedaan, dan had zij de bewoners moeten waarschuwen voor de potentiële gevolgen van de zijdelingse vochttoetreding tot de vloeren vanuit de muren. Alleen dan zou het risico volledig bij de bewoners liggen. Nu niet nogmaals onderzoek naar het muurvocht is gedaan en niet is gewaarschuwd voor de potentiële gevolgen van het muurvocht, luidt de slotsom dat Parketvloeren bij de daadwerkelijke start van de werkzaamheden niet aan de op haar rustende waarschuwingsplicht heeft voldaan. Daarom is Parketvloeren tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
Parketvloeren voert wel met succes aan dat schade mede het gevolg is van omstandigheden die de bewoners kunnen worden toegerekend. Het Hof oordeelt dat de bewoners beschikten over de adviezen met betrekking tot het laten onderzoeken en behandelen van de muren, maar daarmee niets hebben gedaan. Hadden zij dat wel gedaan, dan zou de schade niet of niet in dezelfde mate zijn ingetreden. Het Hof stelt vast dat beide partijen in gelijke mate in het ontstaan van de schade hebben bijgedragen, zodat de vergoedingsplicht van Parketvloeren met 50% wordt verminderd. De helft van de herstelkosten komen daarom voor rekening van Parketvloeren.
Commentaar
Deze uitspraak markeert het belang van het waarschuwen voor gebreken of ongeschiktheid van zaken die afkomstig zijn van de opdrachtgever, zowel bij het aangaan als het uitvoeren van de overeenkomst. Artikel 7:754 BW vermeldt dat de waarschuwingsplicht geldt “bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst”. Uit die passage mag dus niet worden afgeleid dat de aannemer een keuze heeft tussen het waarschuwen bij het aangaan of later bij het uitvoeren van de overeenkomst. Uit plicht om bij de uitvoering van het werk de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen, kan (zoals in dit geval) ook een waarschuwingsplicht voortvloeien. Dan moet de aannemer dus twee keer voor hetzelfde risico waarschuwen. Dat kan anders zijn als de opdrachtgever het risico waarop de aannemer wijst expliciet accepteert. Een aannemer doet er goed aan om een risico-acceptatie door de opdrachtgever goed documenteren, omdat op hem de bewijslast rust dat aan de waarschuwingsplicht is voldaan.
Hebt u als opdrachtgever of aannemer vragen over waarschuwingsplichten of andere bouwrechtelijke thema’s? Neem dan contact op met Iris Neddaoui-Docter of Mathijs Jonkers.