1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Aansprakelijkheid voor dieren: bedrijfsmatig gebruiker paard (artikel 6:181 BW)

Aansprakelijkheid voor dieren: bedrijfsmatig gebruiker paard (artikel 6:181 BW)

Een manegehouder die een paard van een ander vervoert is op grond van artikel 6:181 BW de kwalitatief aansprakelijke partij (en niet de bezitter van dat paard) indien dat paard ten tijde van dat vervoer schade veroorzaakt en het vervoer plaatsvond ten behoeve van een bedrijfsactiviteit van die manegehouder anders dan vervoer of stalling (Hof Leeuwarden d.d. 28 februari 2012, LJN: B7349)Indien schade wordt aangericht door een dier is ingevolge artikel 6:179 BW de bezitter van dat dier voor die...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 05 maart 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een manegehouder die een paard van een ander vervoert is op grond van artikel 6:181 BW de kwalitatief aansprakelijke partij (en niet de bezitter van dat paard) indien dat paard ten tijde van dat vervoer schade veroorzaakt en het vervoer plaatsvond ten behoeve van een bedrijfsactiviteit van die manegehouder anders dan vervoer of stalling (Hof Leeuwarden d.d. 28 februari 2012, LJN: B7349)

Indien schade wordt aangericht door een dier is ingevolge artikel 6:179 BW de bezitter van dat dier voor die schade aansprakelijk (behoudens de mogelijkheid van succesvol verweer op grond van de “tenzij-clausule” aan het slot van die bepaling). Indien het dier evenwel wordt gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van een ander, dan rust deze risicoaansprakelijkheid ingevolge artikel 6:181 BW op degene die dat bedrijf uitoefent (de bedrijfsmatig gebruiker).

In het Loretta-arrest (HR 1 april 2011, NJ 2011, 405) oordeelde de Hoge Raad:                                       

  • dat deze kwalitatieve aansprakelijkheden berusten op een systeem van alternativiteit: ofwel de bezitter is aansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW, ofwel de bedrijfsmatig gebruiker is aansprakelijk op grond van artikel 6:181 BW. Cumulatie van kwalitatieve aansprakelijkheden is aldus niet mogelijk;

  • dat het bestaan van een kwalitatieve aansprakelijkheid onverlet laat dat een partij (ook) aansprakelijk kan zijn op grond van een ‘gewone’ onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW);

  • dat voor de beantwoording van de vraag of de aansprakelijkheid op de bezitter rust (artikel 6:179 BW) of op de bedrijfsmatig gebruiker (artikel 6:181 BW) niet van belang is: 



  1. of de bedrijfsmatig gebruiker bezitter dan wel houder van het dier is;

  2. of het doel waartoe het dier wordt gebruikt inmiddels bijna is bereikt;

  3. of de bedrijfsmatig gebruiker het dier duurzaam en ten eigen nutte gebruikt.  


 Een manegehouder die een paard van een ander (tegen betaling) traint, heeft als de bedrijfsmatig gebruiker van dat paard te gelden, zo volgt uit het Loretta-arrest. Indien dat paard schade veroorzaakt, dan is niet de bezitter de kwalitatief aansprakelijke partij, maar de manegehouder die het paard traint.

De parlementaire geschiedenis sluit uit dat een vervoerder of bewaarder als bedrijfsmatig gebruiker op grond van artikel 6:181 BW kwalitatief aansprakelijk is. Sinds het Loretta-arrest weten we dat een manegehouder die een paard van een ander op stal heeft staan – en aldus dat paard ‘bewaart’ - toch bedrijfsmatig gebruiker kan zijn, indien de manegehouder het paard op stal heeft staan ten behoeve van het (tegen betaling) trainen van dat paard.

Het hof Leeuwarden oordeelde recent (Hof Leeuwarden d.d. 28 februari 2012, LJN: B7349) dat ook de managehouder die een paard van een ander vervoert bedrijfsmatig gebruiker kan zijn, indien dat vervoer plaatsvindt ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit van die manegehouder anders dan vervoeren of bewaren. In dit geval ging het om vervoer van een paarden ten behoeve van een filmopname voor een door de manegehouder georganiseerde veiling. Indien een paard ten tijde van dat vervoer of bij het uitladen schade veroorzaakt, dan is de manegehouder als bedrijfsmatig gebruiker de kwalitatief aansprakelijke partij, niet de bezitter van dat paard.

Indien een paard louter wordt vervoerd of bewaard door de managehouder (en bijvoorbeeld niet tevens wordt getraind door, of wordt gebruikt in de lessen van, de manegehouder), dan geldt (nog steeds) de uitsluiting voor de vervoerder en de bewaarder in de parlementaire geschiedenis: de bezitter van het paard is de kwalitatief aansprakelijke partij, niet de bewaarder of vervoerder.

De vraag is of die uitsluiting in de parlementaire geschiedenis nog wel vol te houden is. Ik zie geen fundamenteel verschil tussen schade veroorzaakt door een paard dat louter bij een manege staat gestald en schade veroorzaakt door een paard dat bij een manege staat gestald (tevens) ten behoeve van de training van dat paard. In beide gevallen gebruikt de manegehouder dat paard in de uitoefening van zijn bedrijf. In het ene geval is hij louter pensionstalhouder en in het andere geval is hij (tevens) trainer.

Interessant is voorts welke partij kwalitatief aansprakelijk is indien een hoefsmid of dierenarts  een paard bekapt resp. behandelt en dat paard schade veroorzaakt. De hoefsmid of dierenarts is, gelet op de door de Hoge Raad in het Loretta-arrest geformuleerde criteria, de bedrijfsmatig gebruiker van dat paard. Ingevolge artikel 6:181 BW is de hoefsmid of dierenarts de kwalitatief aansprakelijke partij, niet de bezitter van dat paard. De relatief korte duur van de behandeling staat daar immers volgens de Hoge Raad niet aan in de weg. Indien een paard tijdens de behandeling letsel veroorzaakt bij de hoefsmid of dierenarts, dan zou de hoefsmid of dierenarts geen aanspraak ex artikel 6:179 BW hebben op de bezitter van dat paard. In het verleden is door de Hoge Raad in een vergelijkbare casus nog anders geoordeeld (vergelijk HR 27 april 2001, NJ 2002, 54 Donkers / Scholten).