Huidige knelpunten
Gebleken is dat bij de uitvoering van de Jeugdwet door gemeenten, de huidige definitie van het begrip ‘woonplaatsbeginsel’ problemen oplevert. Het blijkt met name lastig om snel te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor het bieden van jeugdhulp aan een jeugdige. Het bepalen van de vraag bij wie het gezag ligt is in de praktijk niet eenvoudig. Dit komt door de omstandigheid dat bij een aantal jeugdigen het gezag in het verleden vaak is gewijzigd en vaak ook wijzigt gedurende het hulpverleningstraject. Eveneens blijkt in de praktijk dat de informatie die in het Centraal Gezagsregister staat niet nauwkeurig is of volledig is bijgewerkt. Daarnaast doen zich met regelmaat conflicten voor tussen gemeenten over de vraag wie nu verantwoordelijk is. Denk hierbij aan de situatie waarbij sprake is van co-ouderschap door twee ouders die in verschillende gemeenten wonen.
Wat gaat veranderen?
Met de inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel wordt onder het begrip ‘woonplaats’ verstaan, de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft. In het geval een jeugdige verblijft bij een jeugdhulpaanbieder, pleegouder, in een instelling voor opvang of beschermd wonen, wordt onder ‘woonplaats’ verstaan, de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan zijn verblijf zijn woonadres had. Het gaat hier steeds om het woonadres zoals dat gehanteerd wordt in de Wet basisadministratie personen. Indien aan de hand van deze definities niet kan worden vastgesteld welke gemeente verantwoordelijk is voor de betreffende jeugdige, bevat het nieuwe woonplaatsbeginsel een vangnet. De gemeente waar de moeder van de jeugdige ten tijde van diens geboorte als ingezetene was ingeschreven in de basisregistratie personen of - indien dit niet kan worden vastgesteld - de gemeente waar de jeugdige werkelijk verblijft op het moment van de hulpvraag is dan verantwoordelijk. Indien de woonplaats van de jeugdige buiten Nederland is, is verantwoordelijk de gemeente waar de jeugdige werkelijk verblijft op het moment van de hulpvraag. Voor cliënten die vanaf 1 januari 2022 in zorg komen dienen gemeenten op basis van het hiervóór beschreven woonplaatsbeginsel te beoordelen welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdzorg.
Hoe zal het nieuwe woonplaatsbeginsel praktisch in zijn werk gaan? Dit hangt af van de wijze waarop de betreffende jeugdige in zorg komt. Uitgangspunt is wel op de gemeente de onderzoeks- en informatieplicht rust. Indien de jeugdige via de gemeentelijke toegang bij een zorgaanbieder terecht komt, ontvangt de zorgaanbieder in principe van de betreffende gemeente een toewijzing. Aanbieders kunnen vervolgens facturen en declaraties indienen bij die gemeente. Indien de jeugdige via een verwijzing bij een zorgaanbieder terecht komt dan zal deze de jeugdige of diens ouders naar de woonplaats van de jeugdige kunnen vragen. Bij de gemeente waar de jeugdige naar verwachting zijn woonplaats heeft, zal de aanbieder navragen of die gemeente ook financieel verantwoordelijk is.
Op een dergelijk informatieverzoek moet de gemeente binnen twee weken reageren en laten weten welke gemeente verantwoordelijk is. Desnoods moet die gemeente die het informatieverzoek ontvangt, dit afstemmen met de andere (verantwoordelijke) gemeente. De gemeente die verantwoordelijk is voor de jeugdhulp stuurt vervolgens een toewijzing hiervoor naar de desbetreffende aanbieder.