1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Adviseur Hoge Raad: thuiskopievergoeding geldt ook voor privé-kopie uit illegale bron

Adviseur Hoge Raad: thuiskopievergoeding geldt ook voor privé-kopie uit illegale bron

Advocaat-Generaal Huydecoper heeft op 11 mei 2012 in een conclusie van ruim 30 bladzijden geconcludeerd dat art. 16c van de Auteurswet (de zogenaamde thuiskopievergoeding) ook geldt voor privé-kopiëren uit niet-legale bron. Hij beroept zich met name op de bedoeling van de wetgever, de doctrine over dit artikel en de doelmatigheid en redelijkheid van deze uitleg. Echter, hij constateert ook dat niet zonder meer duidelijk is of de privé-kopie regeling strookt met Europees recht, en adviseert de...
Leestijd 
Auteur artikel Joost Becker
Gepubliceerd 19 mei 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Advocaat-Generaal Huydecoper heeft op 11 mei 2012 in een conclusie van ruim 30 bladzijden geconcludeerd dat art. 16c van de Auteurswet (de zogenaamde thuiskopievergoeding) ook geldt voor privé-kopiëren uit niet-legale bron. Hij beroept zich met name op de bedoeling van de wetgever, de doctrine over dit artikel en de doelmatigheid en redelijkheid van deze uitleg. Echter, hij constateert ook dat niet zonder meer duidelijk is of de privé-kopie regeling strookt met Europees recht, en adviseert de Hoge Raad daarover prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.

Privé kopiëren

De A-G geeft de worsteling aan bij de privé-kopie heffingsregeling: particulieren mogen van beschermde werken gebruik maken door deze voor eigen gebruik te reproduceren (kopie voor eigen gebruik), terwijl handhaving van het auteursrecht zou voor particulieren (en hun privacy) hoogst bezwaarlijk zijn, en ook praktisch nagenoeg ondoenlijk. Vroeger vond zulk gebruik sporadisch plaats, tegenwoordig op zeer grote schaal. De digitalisering heeft met zich gebracht dat de exploitatie van werken door de makers daarvan fors wordt belemmerd en soms zelfs onmogelijk is. Als goedmakertje krijgen makers een billijke vergoeding, de thuiskopie-vergoeding, om in het voornoemde probleem tegemoet te komen.

De andere oplossing, illegaal privé kopieren niet onder de thuiskopievergoeding brengen, brengt juist de praktijkproblemen met zich mee, terwijl volgens de A-G in materieel opzicht de voor de makers beschikbare compensatie gevoelig wordt verminderd. Het risico dat rechthebbenden "dubbel betaald krijgen" door de regeling voor alle werken te laten gelden ziet de A-G niet: handhaving jegens privé personen is praktisch onmogelijk, en bovendien kan bij de schadebepaling door de rechter met de al ontvangen vergoeding rekening worden gehouden.

Kortom: de A-G staat een uitleg voor die ertoe strekt dat de thuiskopieregeling van toepassing is op privé-kopiëren van alle bronnen, ongeacht of die als "legaal" kunnen worden gekwalificeerd of niet. Ook de Nederlandse wetgever denkt er hetzelfde over. Deze conclusie is niet strijdig met de rechtspraak of doctrine in Nederland, aldus de A-G.

De driestappentoets

Uitzonderingen op het auteursrecht, zoals het maken van een privé-kopie, mogen volgens de wetgeving slechts 1) in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, mits daarbij 2) geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken en 3) de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad. In zijn conclusie gaat de A-G in op (onderdelen van) deze 3 stappen.

Volgens de A-G is de opname in de wet van de uitzondering op het auteursrecht van het mogen privé-kopiëren juist een aanwijzing dat een dergelijke uitzondering op het auteursrecht "bijzonder" genoeg is. Ook doet de uitzondering geen ontoelaatbare afbreuk aan de normale exploitatie van het werk, waarbij meespeelt dat er een billijke vergoeding wordt betaald.

Prejudiciële vragen

Ondertussen constateert de A-G dat niet zonder meer duidelijk is of de privé-kopie regeling uit art. 16c Aw strookt met de Europese regels (in het bijzonder de Auteursrechtrichtlijn) op dit vlak, met name of de specifieke regelingen uit de Auteursrechtrichtlijn dezelfde ruimte laat als de A-G voorstaat. Met andere woorden, is er wel een juridische basis voor de Nederlandse privé-kopie regeling?

Omdat de A-G meent dat niet zomaar richtlijnconform kan worden geinterpreteerd, stelt hij de Hoge Raad voor om opheldering te vragen aan het Europese Hof van Justitie via het stellen van prejudiciële vragen.

In het kielzog stelt hij bovendien voor prejudiciële vragen te stellen over wanneer de volledige proceskostenregeling in IE-zaken toepasselijk is: ook in gevallen waarin een verklaring voor recht wordt gevraagd, in het bijzonder over de vaststelling van de omvang van verplichtingen van betrokkenen (in dit geval de af te dragen thuiskopievergoeding door de eiseressen in cassatie)?

Hopelijk hakt de Hoge Raad ofwel deze knopen zelf door ofwel stelt hij snel deze vragen aan het Europese Hof waardoor mogelijk eind dit jaar nog duidelijkheid wordt geschapen op voornoemde punten.