1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt uitspraak rechtbank over windpark Houten

Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt uitspraak rechtbank over windpark Houten

Op 14 december 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN:BU7929) de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht over de bouwvergunning voor het windpark Houten vernietigd.De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte appellanten niet-ontvankelijk had verklaard. Uit het geheel van de afstand van de op te richten windturbines tot de woningen, de omstandigheid dat vanuit deze woningen zicht bestaat op de op te richten windturbines, alsmede de ruimtelijke uit...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 16 december 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 14 december 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN:BU7929) de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht over de bouwvergunning voor het windpark Houten vernietigd.

De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte appellanten niet-ontvankelijk had verklaard. Uit het geheel van de afstand van de op te richten windturbines tot de woningen, de omstandigheid dat vanuit deze woningen zicht bestaat op de op te richten windturbines, alsmede de ruimtelijke uitstraling die de windturbines, met name gelet op de ashoogte van 105 meter, hebben, volgt dat de belangen van de bewoners van deze woningen rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit van 21 juni 2010.

Verderop in de uitspraak overweegt de Afdeling dat op voorhand niet is uitgesloten dat, ondanks het feit dat de in geding zijnde windturbines op kortere afstand dan 350 meter van enkele woningen zijn voorzien, toch voor deze locatie kan worden gekozen, mits deze locatie uit planologisch oogpunt niet op bezwaren stuit en ter plaatse derhalve een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Ook de geluidaspecten komen in deze uitspraak aan de orde. Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat ten tijde van het nemen van het besluit van 21 juni 2010, gelet op de milieuvergunning, geen sprake was van een situatie waarin het college ernstige twijfel had moeten hebben ten aanzien van de vraag of kon worden voldaan aan de in de milieuwetgeving opgenomen geluidsnormen. Dat ten tijde van het besluit van 21 juni 2010 beroep was ingesteld tegen de milieuvergunning is onvoldoende voor de conclusie dat wel sprake was van een dergelijke situatie. Het feit dat de milieuvergunning vervolgens, zoals de Afdeling in de uitspraak van 23 februari 2011 in zaak nr. 201001296/1/M1 heeft overwogen, van rechtswege is komen te vervallen, omdat met de wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) per 1 januari 2011 geen vergunningplicht meer geldt en dat per die datum de normen, zoals neergelegd in artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit, gelden voor de windturbines, betreffen volgens de Afdeling omstandigheden van na het besluit van 21 juni 2010 die niet kunnen leiden tot het oordeel dat dit besluit niet rechtmatig is. De vraag of de windturbines kunnen voldoen aan de ingevolge het Activiteitenbesluit geldende geluidsnormen, die volgens appellanten blijkens de conclusie van het door hen overgelegde rapport ontkennend moet worden beantwoord, doet derhalve niet ter zake.

Zie over dit windpark ook de uitspraken LJN: BU7929, 7920, 7927, 7926, en 7928. In de uitspraak met nummer BU7926 overweegt de Afdeling dat gelet op de uitgevoerde quick-scan natuurwaarden er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de Flora- en faunawet in de weg staat aan het verlenen van vrijstelling. In die zaak was er wel een tegenrapport, dat de gehanteerde onderzoeksmethoden van de quick-scan bekritiseerde, maar dat rapport bevatte geen conclusies over de vraag of de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het project in de weg stond.