1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Alle beroepen tegen het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Almere ongegrond; Beleid met betrekking tot natuur en landschap strekt niet tot bescherming van belangen van huurder kantoorruimte

Alle beroepen tegen het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Almere ongegrond; Beleid met betrekking tot natuur en landschap strekt niet tot bescherming van belangen van huurder kantoorruimte

In haar uitspraak van 4 januari 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak alle beroepen tegen het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere ongegrond verklaard (LJN:BV0106). In de uitspraak komt een groot aantal procedurele en materiële aspecten aan de orde.Naar aanleiding van beroepsgronden over de gemaakte tracékeuzes en mogelijke alternatieven herhaalt de Afdeling dat de vaststelling van een tracébesluit een belangenafweging vergt, waarbij politieke en bestuurlijke inzichten e...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 06 januari 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In haar uitspraak van 4 januari 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak alle beroepen tegen het tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere ongegrond verklaard (LJN:BV0106). In de uitspraak komt een groot aantal procedurele en materiële aspecten aan de orde.

Naar aanleiding van beroepsgronden over de gemaakte tracékeuzes en mogelijke alternatieven herhaalt de Afdeling dat de vaststelling van een tracébesluit een belangenafweging vergt, waarbij politieke en bestuurlijke inzichten een belangrijke rol spelen. Bij deze afweging, waarbij ook de voor- en nadelen van alternatieven dienen te worden betrokken, heeft de minister beleidsvrijheid. De rechter heeft niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. De rechter kan slechts concluderen dat de door de minister te maken belangenafweging in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, wanneer de betrokken belangen zodanig onevenwichtig zijn afgewogen, dat de minister niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Daarvan was volgens de Afdeling geen sprake.

Naar aanleiding van beroepsgronden met betrekking tot de gevolgen van het tracébesluit voor de luchtkwaliteit herhaalt de Afdeling dat een exceptieve toetsing van het NSL-besluit aan artikel 5.12 van de Wet milieubeheer mogelijk is. Deze toetsing strekt zich ook uit over de met de meldingen beoogde wijzigingen van het project. Gelet op de aangevoerde beroepsgronden komt de exceptieve toetsing er in dit geval op neer dat moet worden beoordeeld of het NSL met de opname van het project A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere met inbegrip van de wijzigingen op grond van de melding van 13 juli 2010, gericht is op het bereiken van de grenswaarden en of aannemelijk kon worden geacht dat deze opname geen overschrijding of verdere overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) veroorzaakt. Naar het oordeel van de Afdeling leidt exceptieve toetsing van het NSL aan art. 5.12 van de Wet milieubeheer niet tot de conclusie dat het NSL buiten toepassing moet blijven. Gelet daarop is het bepaalde in art. 5.16, derde lid Wm van belang, dat geen afzonderlijke toetsing aan de in bijlage 2 bij deze wet opgenomen grenswaarden behoeft plaats te vinden. Deze grenswaarden vormen dus geen beletsel voor de vaststelling van het tracébesluit.

De Afdeling herhaalt in deze uitspraak verder dat de bepalingen van de Nbw 1998 met name ten doel om het algemene belang van bescherming van natuur en landschap te beschermen. De belangen van omwonenden bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen zo verweven zijn met de algemene belangen die de Nbw 1998 beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. Onder omwonenden wordt echter niet verstaan de huurder van kantoorruimte. Ten aanzien van de beroepsgronden die zien op de toepassing van de Spelregels EHS (Ecologische Hoofdstructuur) overweegt de Afdeling dat het beleid voor EHS-gebieden eveneens met name ten doel heeft het algemene belang van instandhouding van natuur en landschap te dienen. Dit beleid strekt volgens de Afdeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de huurder van kantoorruimte in de desbetreffende omgeving. Op grond van artikel 1.9 chw kunnen de beroepsgronden van deze huurder dus niet leiden tot vernietiging van het tracébesluit.