1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beleidsbesluit rechtsherstel box 3: Doelgroepen en nieuwe berekening

Beleidsbesluit rechtsherstel box 3: Doelgroepen en nieuwe berekening

De Hoge Raad heeft in het ‘Kerstarrest’ geoordeeld dat het sinds 2017 geldende forfaitaire stelsel van box 3 in strijd is met het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Meer over het Kerstarrest en de gevolgen van deze uitspraak leest u in onze blogs van 4 februari 2022, 15 april 2022, 28 april 2022 en 24 mei 2022. Op 28 juni 2022 is een nieuw beleidsbesluit gepubliceerd waarin nader wordt ingegaan op de groep belastingplichtigen die in aanmerking komt voor rechtsherstel en waarin de nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in box 3 wordt toegelicht. In deze blog gaan wij nader in op de belangrijkste punten uit het beleidsbesluit.
Leestijd 
Auteur artikel José Niers
Gepubliceerd 08 juli 2022
Laatst gewijzigd 08 juli 2022

Vormgeving rechtsherstel

Het rechtsherstel is zo vormgegeven dat het grotendeels geautomatiseerd kan worden uitgevoerd. Belastingplichtigen hoeven in beginsel zelf geen actie te ondernemen. Het rechtsherstel wordt alleen geboden aan deelnemers aan de massaal bezwaarprocedure over de jaren 2017 tot en met 2020 en aan alle belastingplichtigen wiens aanslag nog niet onherroepelijk vaststond op het moment van het arrest of van wie de aanslag nog opgelegd moet worden.    

Bij het rechtsherstel wordt uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen bank- en spaartegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere categorie geldt een apart forfaitair rendementspercentage.                       

Doelgroepen die in aanmerking komen voor rechtsherstel

Er wordt rechtsherstel geboden aan drie groepen belastingplichtigen voor (uitsluitend) aanslagen inkomstenbelasting voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2022:

  • Belastingplichtigen die tijdig een bezwaarschrift hebben ingediend voor dat betreffende kalenderjaar en van wie het bezwaar is aangewezen als massaal bezwaar (doelgroep 1);
  • Belastingplichtigen van wie de aanslag inkomstenbelasting op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond en die niet hebben meegelopen in de massaal-bezwaarprocedure. Dit betreft ook belastingplichtigen van wie een aanslag inkomstenbelasting na 24 december 2021 en vóór 1 juli 2022 is vastgesteld zonder dat daarbij rekening is gehouden met het Kerst-arrest; (doelgroep 2).
  • Belastingplichtigen van wie de aanslag inkomstenbelasting op 1 juli 2022 nog niet is vastgesteld (doelgroep 3).

Voor alle doelgroepen geldt dat het rechtsherstel alleen wordt geboden als het berekende voordeel uit sparen en beleggen op basis van de nieuwe berekening lager is dan op grond van het huidige stelsel. Belastingplichtigen die buiten de genoemde doelgroepen vallen komen niet in aanmerking voor rechtsherstel.

Nieuwe berekening

In de nieuwe berekening kunnen vier stappen worden onderscheiden:

  1. Het splitsen van de bezittingen en schulden in drie vermogenscategorieën

Categorie Vermogen Peildatum
1 Banktegoeden Begin van het kalenderjaar
2 Overige bezittingen Begin van het kalenderjaar
3 Schulden Begin van het kalenderjaar
  1. Berekenen forfaitaire rendement

Vervolgens wordt het rendement berekend dat hoort bij de vermogenscategorieën onder stap 1. Dit gebeurt aan de hand van forfaitaire rendementspercentages die voor elke categorie en per jaar apart zijn vastgesteld:

  Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3
2017 0,25% 5,39% -3,43%
2018 0,12% 5,38% -3,20%
2019 0,08% 5,59% -3,00%
2020 0,04% 5,28% -2,74%
2021 0,01% 5,69% -2,46%
2022 Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld
  1. Berekenen van het rendementspercentage

Het in stap 2 berekende rendement wordt gedeeld door het totaal van de banktegoeden en de overige bezittingen minus de schulden (de rendementsgrondslag).

  1. Berekenen van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen

Tot slot wordt het heffingsvrij vermogen in mindering gebracht op de rendementsgrondslag, waarna de uitkomst wordt vermenigvuldigd met het bij stap 3 berekende rendementspercentage.

 

Alleen wanneer bovenstaande berekening ten opzichte van het huidige stelsel leidt tot een lager voordeel uit sparen en beleggen zal de aanslag inkomstenbelasting naar beneden worden bijgesteld. Mocht de nieuwe berekening leiden tot een hoger voordeel uit sparen en beleggen, dan heeft dit geen gevolgen. Een herrekening kan dus voor wat betreft de verschuldigde belasting over het vermogen alleen tot een voordeel leiden, nooit tot een nadeel. Voor aanslagen die nog moeten worden vastgesteld geldt dat zowel de berekening op basis van het huidige stelsel, als de nieuwe berekening zal worden gemaakt en dat de gunstigste (laagste) berekening wordt toegepast. 

Rekenvoorbeelden

Hierna zal aan de hand van een aantal voorbeelden een cijfermatige uitwerking worden gegeven van de gevolgen van het rechtsherstel. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de belasting die verschuldigd was onder het huidige stelsel en onder het nieuwe stelsel.

Uitgangspunten voor 2021

Over 2021 wordt onder het huidige stelsel het forfaitaire rendement op het vermogen bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Schijf Grondslag Forfaitair rendement
1 Tot € 50.001  1,898%
2 Van € 50.001 tot € 950.001  4,501%
3 Vanaf € 950.001  5,69%

Onder het nieuwe stelsel is het forfaitaire rendement afhankelijk van de vermogenssamenstelling. Er geldt per vermogenscategorie een ander rendement. In onderstaande tabel wordt voor het jaar 2021 het forfaitaire rendement per vermogenscategorie weergeven.

Vermogenscategorie Forfaitair rendement
Bank- en spaartegoeden  0,01%
Overige bezittingen  5,69%
Schulden  -2,46%

Onder beide stelsels geldt een heffingsvrij vermogen van € 50.000 en wordt 31% inkomstenbelasting geheven over het forfaitaire rendement.

Scenario 1: Mix bank- en spaartegoeden, overige bezittingen en schulden

Het vermogen van persoon A is als volgt opgebouwd.

Bank- en spaartegoeden  € 500.000
Overige bezittingen  € 1.500.000
Schulden  -/- € 400.000
Saldo  € 1.600.000

Onder het huidige stelsel resteert na aftrek van het heffingsvrije vermogen een belaste grondslag voor box 3 van € 1.550.000. In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het huidige stelsel weergeven.

Schijf Forfaitair rendement
1  € 949
2  € 40.509
3  € 34.140
Totaal  € 75.598

Onder het huidige stelsel zou dan € 75.598 * 31% = € 23.435 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het nieuwe stelsel per vermogenscategorie weergeven.

Vermogenscategorie Forfaitair rendement
Bank- en spaartegoeden  € 50
Overige bezittingen  € 85.350
Schulden  -/- € 9.840
Totaal  € 75.560

Het gemiddelde forfaitaire rendement over het vermogen is € 75.560 / € 1.600.000 * 100% = 4,7225%. Na aftrek van het heffingsvrije vermogen bedraagt het forfaitaire rendement derhalve € 1.550.000 * 4,7225% = € 73.198.

Onder het nieuwe stelsel zou dan € 73.198 * 31% = € 22.691 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

Persoon A betaalt onder het nieuwe stelsel € 744 minder inkomstenbelasting over zijn vermogen.

 

Scenario 2: Hoofdzakelijk bank- en spaartegoeden

Het vermogen van persoon B is als volgt opgebouwd.

Bank- en spaartegoeden  € 1.500.000
Overige bezittingen  € 100.000
Schulden  € 0
Saldo  € 1.600.000

Onder het huidige stelsel resteert na aftrek van het heffingsvrije vermogen een belaste grondslag voor box 3 van € 1.550.000. In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het huidige stelsel weergeven.

Schijf Forfaitair rendement
1  € 949
2  € 40.509
3  € 34.140
Totaal   € 75.598

Onder het huidige stelsel zou dan € 75.598 * 31% = € 23.435 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het nieuwe stelsel per vermogenscategorie weergeven.

Vermogenscategorie Forfaitair rendement
Bank- en spaartegoeden  € 150
Overige bezittingen  € 5.690
Schulden  € 0 
Totaal  € 5.840

Het gemiddelde forfaitaire rendement over het vermogen is € 5.840 / € 1.600.000 * 100% = 0,365%. Na aftrek van het heffingsvrije vermogen bedraagt het forfaitaire rendement derhalve € 1.550.000 * 0,365% = € 5.657.

Onder het nieuwe stelsel zou dan € 5.657 * 31% = € 1.753 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

Persoon B betaalt onder het nieuwe stelsel € 21.682 minder inkomstenbelasting over zijn vermogen.

 

Scenario 3: Hoofdzakelijk overige bezittingen

Het vermogen van persoon C is als volgt opgebouwd.

Bank- en spaartegoeden  € 100.000
Overige bezittingen  € 1.500.000
Schulden  € 0
Saldo  € 1.600.000

Onder het huidige stelsel resteert na aftrek van het heffingsvrije vermogen een belaste grondslag voor box 3 van € 1.550.000. In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het huidige stelsel weergeven.

Schijf Forfaitair rendement
1  € 949

2

 € 40.509
3  € 34.140
Totaal  € 75.598

Onder het huidige stelsel zou dan € 75.598 * 31% = € 23.435 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

In onderstaande tabel wordt het forfaitaire rendement onder het nieuwe stelsel per vermogenscategorie weergeven.

Vermogenscategorie Forfaitair rendement
Bank- en spaartegoeden  € 10
Overige bezittingen  € 85.350
Schulden  € 0
Totaal  € 85.360

Het gemiddelde forfaitaire rendement over het vermogen is € 85.360 / € 1.600.000 * 100% = 5,335%. Na aftrek van het heffingsvrije vermogen bedraagt het forfaitaire rendement derhalve € 1.550.000 * 5,335% = € 82.692.

Onder het nieuwe stelsel zou dan € 82.692 * 31% = € 25.634 inkomstenbelasting verschuldigd zijn over het vermogen.

Persoon C betaalt onder het nieuwe stelsel € 2.199 meer inkomstenbelasting over zijn vermogen. In 2021 zal het nieuwe stelsel derhalve niet op hem van toepassing zijn, persoon C blijft belasting betalen op grond van het oude stelsel.

Rechtsbescherming

Belastingplichtigen die het niet eens zijn met de manier waarop rechtsherstel wordt geboden of het niet eens zijn met het besluit dat geen rechtsherstel wordt geboden, hebben in principe de volgende opties:

Doelgroep (zie hiervoor) Mogelijk om bezwaar te maken? Mogelijk om verzoek tot ambtshalve vermindering (*) in te dienen?
1 Nee Ja
2 Nee, behalve wanneer de bezwaartermijn voor de aanslag nog niet is afgelopen (terug te vinden in de aanslag) Ja
3 Ja, binnen zes weken na dagtekening van de aanslag Ja

(*) Verzoeken tot ambtshalve vermindering moeten zijn ingediend binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.