1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beleidsvrijheid bij vaststelling bestemmingsplan, maar… onlosmakelijke ruimtelijke samenhang bepalend voor begrenzing plangebied

Beleidsvrijheid bij vaststelling bestemmingsplan, maar… onlosmakelijke ruimtelijke samenhang bepalend voor begrenzing plangebied

Op 11 maart 2015 heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeente weliswaar beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de begrenzingen van het plan, maar dat die vrijheid wordt beperkt door de onlosmakelijke ruimtelijke samenhang. De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op 3 maart 2014 het bestemmingsplan “Stationgebied Driebergen-Zeist” vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet –de naam zegt het al- in de herontwikkeling van het stationgebied. Onder meer voorziet het plan in een v...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 12 maart 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 11 maart 2015 heeft de Raad van State geoordeeld dat de gemeente weliswaar beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de begrenzingen van het plan, maar dat die vrijheid wordt beperkt door de onlosmakelijke ruimtelijke samenhang. 

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op 3 maart 2014 het bestemmingsplan “Stationgebied Driebergen-Zeist” vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet –de naam zegt het al- in de herontwikkeling van het stationgebied. Onder meer voorziet het plan in een verbreding van de Driebergseweg/Hoofdstraat. Éen van de appellanten is modeondernemer McGregor, gevestigd op landgoed Bloemenheuvel te Driebergen. Zij vreest voor verminderde bereikbaarheid van het landgoed, en voerde in dit verband in beroep aan dat de gronden voor een beoogde fietsstraat ten onrechte niet in het bestemmingsplan voor het Stationsgebied Driebergen-Zeist zijn opgenomen. Volgens McGregor bestaat een onlosmakelijke ruimtelijke samenhang tussen de beoogde fietsstraat en de voorziene verbreding van de Driebergseweg/Hoofdstraat, en is de fietsstraat, ook volgens de gemeente, nodig voor de doorstroming op de Hoofdstraat. De beoogde fietsstraat zal bovendien moeten dienen als ontsluiting voor het reguliere gemotoriseerde verkeer van en naar landgoed Bloemenheuvel in plaats van de bestaande ingang van dit landgoed aan de Hoofdstraat. Aan de gronden voor de beoogde fietsstraat is echter in een ander bestemmingsplan ("Buitengebied Driebergen 1996") de bestemming "Bos" toegekend. Volgens haar is de beoogde fietsstraat niet toegestaan binnen deze bestemming. McGregor betoogt dat de bereikbaarheid van landgoed Bloemenheuvel en de verkeersveiligheid als gevolg van de beoogde fietsstraat ernstig zullen worden aangetast.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat de gronden voor de beoogde fietsstraat niet in het plan behoefden te worden opgenomen, omdat de fietsstraat is toegestaan binnen de bestemming "Bos" van het bestemmingsplan "Buitengebied Driebergen 1996".

De Afdeling overweegt het volgende. De raad komt beleidsvrijheid komt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling is van oordeel dat beoogde fietsstraat niet is toegestaan binnen de bestemming "Bos" van het “aangrenzende” bestemmingsplan. Volgens de voorschriften van het aangrenzende plan zijn alleen werken behorende bij de (bos)bestemming toegestaan, en de beoogde fietsstraat kan niet als een bij de bestemming "Bos" behorend werk worden aangemerkt.
De Afdeling overweegt verder dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de beoogde fietsstraat noodzakelijk is uit een oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming op de Driebergseweg/Hoofdstraat. Er bestaat dus inderdaad een onlosmakelijke ruimtelijke samenhang tussen de beoogde fietsstraat en de voorziene verbreding van de Driebergseweg/Hoofdstraat. Door de gronden voor de beoogde fietsstraat niet in het plan op te nemen heeft de gemeente dan ook een begrenzing vastgesteld die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling beziet vervolgens uit een oogpunt van finale geschillenbeslechting of de gemeente in redelijkheid voor de beoogde fietsstraat heeft kunnen kiezen. De Afdeling vindt dat de gemeente wel in redelijkheid voor een ontsluiting van het landgoed via de beoogde fietsstraat heeft kunnen kiezen. Bij de herziening van het plan zal de gemeente bij het toekennen van een bestemming aan de beoogde fietsstraat dienen te onderzoeken in hoeverre de bochten van de beoogde fietsstraat moeten worden verbreed.

De Raad van State vernietigt het plan (overigens op meerdere onderdelen…) , voor zover de gronden voor de beoogde fietsstraat niet in het plan zijn opgenomen, en draagt de gemeente op om binnen 36 weken een nieuw besluit te nemen, onder meer over de fietsstraat.