1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beloning bestuurders voortgezet onderwijs in strijd met WNT

Beloning bestuurders voortgezet onderwijs in strijd met WNT

De Algemene Onderwijsbond (AOb) stelt dat de cao voor bestuurders in het voortgezet onderwijs (VO) in strijd is met het Wetsvoorstel normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) en aangekondigde minsteriele regeling. Hierover heeft de AOb op 17 februari 2012 een brief gestuurd aan de Eerste Kamer, met het verzoek werknemersorganisaties te betrekken bij de uitwerking van sectorale beloningsmaxima. Henk Hoving besteedde in zijn artikel van 25 januari 2012 al aa...
Leestijd 
Auteur artikel Jokelien Brouwer-Harbach (uit dienst)
Gepubliceerd 24 april 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Algemene Onderwijsbond (AOb) stelt dat de cao voor bestuurders in het voortgezet onderwijs (VO) in strijd is met het Wetsvoorstel normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) en aangekondigde minsteriele regeling. Hierover heeft de AOb op 17 februari 2012 een brief gestuurd aan de Eerste Kamer, met het verzoek werknemersorganisaties te betrekken bij de uitwerking van sectorale beloningsmaxima. Henk Hoving besteedde in zijn artikel van 25 januari 2012 al aandacht aan de WNT in relatie tot de zorgsector en zorgverzekeraars, maar ook het onderwijs valt onder de werking van de (toekomstige) WNT.

De AOB stelt dat de arbeidsvoorwaarden in de cao voor de bestuurder in strijd zijn met aangekondigde ministeriële regeling. In de ministeriële regeling zal de minister een bezoldigingsmaximum opleggen aan onderwijsbestuurders. Voor het voortgezet onderwijs bedraagt dit maximum € 179.000,-. De minister heeft de werkgeversorganisaties en de vo-raad uitgenodigd voor een overleg over het sectorale beloningsmaximum. De AOb is hierbij gepasseerd en vraagt van de Eerste Kamer dat de werknemersorganisaties betrokken worden bij de uitwerking van de sectorale beloningsmaxima. In de WNT zou opgenomen moeten worden dat voor het vaststellen van de ministeriële regeling de betrokken minister ook overleg voert met vakbonden.

Saillant detail is dat de minister van OCW op 11 oktober 2011 aan de Tweede Kamer heeft geschreven dat het overleg met de onderwijssectoren in een afrondende fase is. De ministeriele regeling waarin de beloningsmaxima zullen zijn opgenomen, zal gelijktijdig met de invoering van de WNT gereed zijn. Vervolgens is op 13 oktober 2011 de cao voor VO-bestuurders tot stand gekomen. Op 6 december 2011 werd het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen. Met haar standpunt dat de cao in strijd is met de WNT, stelt de AOb dat het onbegrijpelijk is dat een ministeriële regeling tot stand is gekomen waarbij werknemersorganisaties niet zijn betrokken: “Juist deze bonden kunnen bij uitstek de verhouding bewaken tussen de arbeidsvoorwaarden van de bestuurder/topfunctionaris en het personeel. De bonden zullen ook scherp in de gaten houden of de ministeriële regeling wel binnen de kaders van de WNT blijft. Dit is, zoals u bekend is, in de cao volledig fout gegaan.”

Er zou bovendien sprake zijn van handelen in strijd met de Code Goed onderwijsbestuur, van onzorgvuldig bestuur. Er zou daarom niet alleen een wettelijke normering moeten komen voor beloning van bestuurders, maar ook voor beloning van de Raad van Toezicht.

De vraag is of de Eerste Kamer zal ingrijpen op de WNT. Zou de cao voor bestuurders in het VO in strijd zijn met de WNT, dan geeft dat te denken over de timing van de totstandkoming van de cao in relatie tot de besluitvorming rondom de WNT. De WNT kent een overgangsregime voor beloningsafspraken gemaakt voor 6 december 2011.  Hoe dan ook, een afbouw zal van (te) hoge beloning zal onvermijdelijk volgen. Vóór 6 december 2011 gemaakte beloningsafspraken worden maximaal nog vier jaar gerespecteerd en daarna in drie jaar verplicht afgebouwd. Iedere nieuwe wijziging vanaf 6 december 2011 in de bezoldiging of duur van het dienstverband leidt tot het onmiddellijk van toepassing worden van de WNT, zodra deze ingevoerd zal zijn. Beoogd wordt 1 januari 2013, maar ook dat haalbaar is gezien de val van het kabinet Rutte, is nog de vraag.