1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bepaling bewijslastverdeling hoort niet thuis in bestemmingsplan!

Bepaling bewijslastverdeling hoort niet thuis in bestemmingsplan!

Een bepaling die betrekking heeft op de bewijslastverdeling in het kader van de handhaving van het bestemmingsplan hoort niet thuis in een bestemmingsplan. Zie daarvoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2014.CasusDe gemeenteraad heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in een uniforme planologische regeling voor alle verblijfsrecreatieterreinen in de gemeente. In een planregel van dat bestemmingsplan is de volgende definitie van hoofd...
Leestijd 
Auteur artikel Kristy Tilleman (uit dienst)
Gepubliceerd 02 mei 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een bepaling die betrekking heeft op de bewijslastverdeling in het kader van de handhaving van het bestemmingsplan hoort niet thuis in een bestemmingsplan. Zie daarvoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2014.

Casus
De gemeenteraad heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in een uniforme planologische regeling voor alle verblijfsrecreatieterreinen in de gemeente. In een planregel van dat bestemmingsplan is de volgende definitie van hoofdverblijf opgenomen:

‘een gebouw of een deel van een gebouw dat: òf door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte op een wijze die, ingevolge het bepaalde in artikel 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in de basisadministratie van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; hiervan is sprake indien er naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in het gebouw wordt verbleven; indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; met dien verstande dat van een gebruik als hoofdverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt. ’

Hieruit volgt kort gezegd dat iemand die buiten het zomerseizoen meer dan 70 keer op het recreatiepark overnacht en niet aannemelijk kan maken dat hij ergens anders over een hoofdverblijf kan beschikken, geacht wordt in strijd te handelen met het bestemmingsplan.

De appellant stelt dat deze planregel in strijd is met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), aangezien een dergelijke bewijslastverdeling in het kader van handhaving niet in het plan mogen worden opgenomen.

Oordeel Raad van State
De Raad van State stelt de appellant in het gelijk en geeft aan dat de zinsnede ‘met dien verstande dat van een gebruik als hoofdverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt’ is vastgesteld in strijd met 3.1 van de Wro. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op de bewijslastverdeling in het kader van de handhaving van het plan en dat hoort volgens de Raad van State niet thuis in een bestemmingsplan. Daarbij wordt verwezen naar eerdere uitspraken van 17 mei 1999, nr. E01.97.0637 (AB 1999, 380) en 7 augustus 2013, nr. 201206868/1/R2 waarin hetzelfde is overwogen.

Conclusie
In een bestemmingsplan mag geen regel worden opgenomen die betrekking heeft op de bewijslastverdeling in het kader van de handhaving van het bestemmingsplan. Als dat toch gebeurt, dan is de planregel in strijd met artikel 3.1 Wro en komt die regel voor vernietiging in aanmerking.

Opstellers van bestemmingsplannen moeten er dus rekening mee houden dat een verbod op permanente bewoning wel mag worden opgenomen in het bestemmingsplan, maar regels met betrekking tot het bewijzen van permanente bewoning niet.

Heeft u vragen over deze uitspraak? Bel of e-mail met mr. K.E.M. Tilleman, specialist op het gebied van het (ruimtelijk) bestuursrecht.