1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beperking verkoopassortiment: géén procesbelang

Beperking verkoopassortiment: géén procesbelang

Om als beroepsgerechtigde belanghebbende te kunnen worden aangemerkt is naast een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang (rechtsbelang) vereist dat de ingestelde vordering nog tot resultaat kan leiden. Met andere woorden: de appellant dient bij hetgeen hij wenst te bereiken nog voldoende procesbelang te hebben. Een van die situaties waarbij geen sprake is van voldoende procesbelang doet zich voor als vernietiging van het bestreden besluit helemaal niet kan bijdragen aan het doel dat de...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 20 december 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Om als beroepsgerechtigde belanghebbende te kunnen worden aangemerkt is naast een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang (rechtsbelang) vereist dat de ingestelde vordering nog tot resultaat kan leiden. Met andere woorden: de appellant dient bij hetgeen hij wenst te bereiken nog voldoende procesbelang te hebben. Een van die situaties waarbij geen sprake is van voldoende procesbelang doet zich voor als vernietiging van het bestreden besluit helemaal niet kan bijdragen aan het doel dat de appellanten met het instellen van het beroep hadden.

Uitbreiden verkoopassortiment
In een uitspraak van 6 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3363) komt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot de conclusie dat er geen sprake is van een (voldoende) procesbelang bij het opkomen tegen een besluit van het college van b&w van Doetinchem uit 2012 om een kruimel-omgevingsvergunning te verlenen voor “het uitbreiden van het verkoopassortiment”. Ik leid uit de uitspraak af dat de vergunninghouder een agrarisch bedrijf heeft waar als nevenactiviteit ook producten worden verkocht. Met het oog daarop is de betreffende omgevingsvergunning verleend. Van belang in dat kader is dat in 2007 aan de betreffende agrariër door de gemeente al een vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend voor het gebruiken van een schuur voor de verkoop van eigen en streekeigen producten. De omschrijving van de omgevingsvergunning wijst op een verruiming van de in het verleden verleende vrijstelling. De eigenaar van het naastgelegen perceel komt hier tegen op.

Wat zijn de bezwaren van de buurman?
De appellant woont in een vrijstaande woning naast het perceel. Zijn woning en de woning met schuur op het perceel zijn via een gezamenlijk zandpad verbonden en liggen op ongeveer 20 meter afstand van elkaar. Appellant vreest dat als gevolg van de “uitbreiding van het verkoopassortiment” zijn woon- en leefomgeving zal worden aangetast, omdat dit zal leiden tot een intensiever gebruik van het zandpad.

Op het verkeerde been
De Afdeling oordeelt (net als de rechtbank) dat de “uitbreiding” feitelijk een nadere, concrete omschrijving van de producten betreft. Het gaat daarom eigenlijk niet om een uitbreiding, maar om een verandering die een beperking inhoudt van wat er mag worden verkocht. Immers, slechts de opgesomde producten mogen nog worden verkocht. Daarbij gaat de Afdeling niet mee in het betoog, dat uit een uitspraak die de rechtbank in het verleden had gedaan in een handhavingsprocedure ter zake de vrijstelling uit 2007 volgt, dat het niet mogelijk was om op basis van deze vrijstelling vanuit de schuur producten te verkopen die niet door de exploitant zelf waren gemaakt. Dit brengt mee dat appellant bij vernietiging van de kruimelgevallenvergunning geen belang heeft, nu het bestreden besluit strekt tot een beperking van de activiteiten waar hij overlast van heeft.

Heeft u vragen over het procesbelang in het bestuursrecht of de kruimelgevallenvergunning? Neem dan contact op met Jasper Molenaar.