1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beslissing omtrent gedogen is volgens Widdershoven géén besluit

Beslissing omtrent gedogen is volgens Widdershoven géén besluit

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een handhavingszaak een conclusie gevraagd aan Advocaat-Generaal Widdershoven over de vraag of een beslissing om wel of niet te gedogen een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op 16 januari 2019 concludeert Widdershoven kort gezegd dat een beslissing om wel of niet te gedogen niet als een besluit kan worden gekwalificeerd, maar dat dit onder omstandigheden wél bij de bestuursrechter kan worden aangevochten. Dit is in elk geval zo als een verklaring om wel te gedogen is afgegeven naar aanleiding van een handhandhavingsverzoek. In dat geval kan de derde die het handhavingsverzoek heeft gedaan, beroep tegen de gedoogverklaring instellen.
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 28 januari 2019
Laatst gewijzigd 28 januari 2019

Concreet geschil over een gedoogverklaring
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had Widdershoven in september 2018 gevraagd een conclusie te nemen in een zaak over een gedoogbeslissing. In die zaak heeft het gemeentebestuur van Bladel een gedoogverklaring afgegeven aan de eigenaar van een perceel waarop sinds 1933 een bouwwerk staat. Hieraan heeft het gemeentebestuur de voorwaarde verbonden dat de gedoogverklaring vervalt zodra de eigenaar het perceel verkoopt of als hij overlijdt. Volgens de eigenaar beperkt de gedoogverklaring hem in zijn eigendomsrecht en is hij van mening dat hij de zaak daarom aan de bestuursrechter moet kunnen voorleggen.

Inhoud van de conclusie
Volgens Widdershoven is een gedoogverklaring geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze niet gericht is op rechtsgevolg. Ook de beslissing om een gedoogverklaring in te trekken of te weigeren, is om die reden geen besluit. Dit betekent dat dit soort beslissingen in beginsel niet kunnen worden voorgelegd aan de bestuursrechter. Dit is anders als een derde beroep instelt tegen een gedoogverklaring die is verleend naar aanleiding van een handhavingsverzoek. Daartegen kan die derde wél beroep instellen bij de bestuursrechter. De gedoogde kan dat niet, omdat hij geen procesbelang heeft bij een oordeel van de rechter over de afwijzing van het handhavingsverzoek. Hij is het immers eens met die afwijzing en kan daar geen gunstiger resultaat in bereiken. Vanwege de rechtsbescherming moet een gedoogde wel tegen een gedoogbeslissing bij de bestuursrechter kunnen procederen als daarvoor geen alternatieve route bestaat of als die route “onevenredig bezwarend” is. In het geval van de eigenaar uit Bladel is die alternatieve route er wel (namelijk het uitlokken van een appellabel handhavingsbesluit door de voorwaarden te overtreden). Dat betekent in zijn geval dat hij als gedoogde niet rechtstreeks kan opkomen tegen de gedoogverklaring, aldus de staatsraad advocaat-generaal in zijn conclusie.

Verdere verloop van de procedure
De partijen die bij deze procedure (ECLI:NL:RVS:2019:86)zijn betrokken krijgen de mogelijkheid om op deze conclusie te reageren. Hierna zal een grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doen, waarbij geldt dat zij niet aan deze conclusie gebonden is. Ik ben benieuwd hoe de Afdeling in dit geval de “alternatieve route”, het het uitlokken van een appellabel handhavingsbesluit door de voorwaarden te overtreden, voor zich ziet. Als de betreffende eigenaar zijn illegale bouwwerk verkoopt aan een derde, dan geldt voor die derde de gedoogverklaring niet, zodat tegen deze rechtsopvolger handhavend kan worden opgetreden. In die situatie kan de huidige eigenaar de voorwaarden niet voorleggen aan de bestuursrechter. Wij houden uiteraard voor u in de gaten of de Afdeling de conclusie zal volgen.

Heeft u in de tussentijd vragen over handhaving en/of gedoogbeschikkingen? Neem contact op met Jasper Molenaar.