1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bestandsformaat, programmeertaal en functionaliteit niet beschermd onder softwarerichtlijn

Bestandsformaat, programmeertaal en functionaliteit niet beschermd onder softwarerichtlijn

Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 2 mei 2012 geoordeeld dat het bestandsformaat, de (macro)programmeertaal en de functionaliteit van een computerprogramma niet worden beschermd door de softwarerichtlijn. Kern van het geschil: software WPL leest bestanden SAS inOver de feiten van dit geschil heb ik [intlink id="8584" type="post"]in een eerder bericht[/intlink] al wat uitgebreider geschreven. Hier zal ik volstaan met de kern van het geschil: WPL heeft software ontwikkeld die dezelfde...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 09 mei 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 2 mei 2012 geoordeeld dat het bestandsformaat, de (macro)programmeertaal en de functionaliteit van een computerprogramma niet worden beschermd door de softwarerichtlijn.

Kern van het geschil: software WPL leest bestanden SAS in

Over de feiten van dit geschil heb ik [intlink id="8584" type="post"]in een eerder bericht[/intlink] al wat uitgebreider geschreven. Hier zal ik volstaan met de kern van het geschil: WPL heeft software ontwikkeld die dezelfde functionaliteit biedt als software van SAS en die ook bestanden kan inlezen die door SAS software zijn opgeslagen. SAS stelt dat WPL hiermee inbreuk pleegt op haar auteursrecht op de software en de handleiding behorende bij de software.

Prejudiciele vragen aan Hof van Justitie

Software wordt in de Europese Unie beschermd door het auteursrecht. De betreffende regels staan geformuleerd in de softwarerichtlijn. Deze richtlijn is omgezet in de nationale wetgeving van de verschillende landen van de Europese Unie (waaronder dus ook Engeland). Het Hof van Justitie heeft - als hoogste Europese rechter - het laatste woord over de uitleg en interpretatie van die richtlijn. Aangezien deze kwestie gaat over software, heeft de Engelse rechter dan ook diverse zogenaamde prejudiciele vragen gesteld aan het Hof van Justitie.

Softwarerichtlijn van toepassing op bron- en objectcode

Het Hof van Justitie overweegt allereerst dat het in een eerder arrest al heeft gesteld dat de softwarerichtlijn alleen van toepassing is op bron- en objectcode:
35. In een arrest dat na de indiening van het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing is uitgesproken, heeft het Hof artikel 1, lid, 2 van richtlijn 91/250 aldus uitgelegd dat het voorwerp van de door deze richtlijn verleende bescherming ziet op de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma, zoals de bron- en de doelcode, die de mogelijkheid bieden om het computerprogramma te reproduceren in verschillende computertalen (arrest van 22 december 2010, Bezpečnostní softwarová asociace, C‑393/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 35).

Alleen code die (door een computer) in verschillende computertalen kan worden geproduceerd valt (dus) onder het regime van de softwarerichtlijn. Of wat simpeler gezegd: iets is alleen "software" in de zin van de softwarerichtlijn wanneer de computer die "software" kan uitvoeren (dat is althans hoe ik het Hof begrijp).

Daarna herhaalt het Hof de overweging uit de vorige uitspraak dat een gebruikersinterface geen "software" kan zijn, omdat die interface niet door een computer kan worden uitgevoerd:
38. (...) Wat daarentegen de grafische gebruikersinterface betreft, heeft het Hof geoordeeld dat het computerprogramma niet kan worden gereproduceerd met een dergelijke interface, maar dat die interface louter een element van het programma vormt dat de gebruikers de mogelijkheid biedt om dit programma optimaal te gebruiken (arrest Bezpečnostní softwarová asociace, reeds aangehaald, punten 34 en 41).

Vervolgens concludeert het Hof dat de functionaliteit, programmeertaal en het bestandsformaat van een programma dus niet door de softwarerichtlijn zijn beschermd:
39. Gelet op deze overwegingen moet worden geconstateerd dat, wat de elementen van een computerprogramma betreft waarop de eerste tot en met de vijfde vraag betrekking hebben, noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt teneinde de functies daarvan te benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250.

Het Hof lijkt daarmee te willen stellen dat een (abstract) bestandsformaat en een (abstrace) (macro)programmeertaal niet op zichzelf door een computer kunnen worden uitgevoerd en (dus) ook niet door de softwarerichtijn kunnen worden beschermd.

Bestandsformaat en programmeertaal nu vrij over te nemen?

Zegt het Hof hiermee nu ook dat bedrijven straffeloos mogen profiteren van de tijd en moeite die door een concurrent is gestoken in de ontwikkeling van een bepaald bestandsformaat en of (macro)programmeertaal? Dat is maar de vraag. Strikt genomen zegt het Hof alleen dat de softwarerichtlijn niet van toepassing is op bestandsformaten en programmeertalen. Met andere woorden: een programmeertaal wordt niet door het 'software-auteursrecht" beschermd.

Betekent dit dat ook het "gewone" auteursrecht geen bescherming biedt? Strikt genomen is die vraag niet beantwoord. Ik vermoed echter dat het Hof, zou een dergelijke vraag ooit aan het Hof worden voorgelegd, die vraag voor het "gewone" auteursrecht hetzelfde zou beantwoorden. Het Hof overweegt namelijk wel heel erg stellig dat zowel bestandsformaten als programmeertalen louter functioneel van aard zijn. Functionaliteit c.q. abstracte ideeen zijn onder het "gewone" auteursrecht ook niet te beschermen.
40. Zoals de advocaat-generaal in punt 57 van zijn conclusie aangeeft, zou immers de mogelijkheid worden geboden om ideeën te monopoliseren ten koste van de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling indien werd erkend dat de functionaliteit van een computerprogramma auteursrechtelijk kan worden beschermd.

41. Bovendien blijkt uit punt 3.7 van de motivering van het voorstel voor richtlijn 91/250 [COM (88) 816] dat het belangrijkste voordeel van de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s is dat de bescherming alleen de specifieke uitdrukkingswijze van het werk betreft en aldus andere auteurs in voldoende mate vrijlaat om soortgelijke of zelfs identieke programma’s tot stand te brengen, mits zij zich van plagiaat onthouden.

42. De programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om de door de gebruikers geschreven toepassingsprogramma’s te interpreteren en uit te voeren en om gegevensbestanden met een bepaalde indeling te lezen en te schrijven, vormen elementen van dit programma waarmee de gebruikers bepaalde functies van dit programma kunnen toepassen.

De vraag is overigens wel of hiermee niet wordt miskend dat in de ontwikkeling van een bepaalde programmeertaal of een bepaald bestandsformaat veel tijd en moeite kan gaan zitten. Of neem een bekende parallel uit de "offline wereld": de ontwikkeling van bepaalde standaarden in de vorm van ISO- of NEN-normen. Moet nu worden aangenomen dat wie op basis van observatie en niet van plagiaat in eigen woorden een norm weet te formuleren die functioneel gezien 100% gelijk is aan de originele ISO-norm, geen inbreuk pleegt op die norm? Of geldt de vrijheid om abstracte (maar wel degelijk concreet uitgewerkte) ideeen over te nemen alleen in de softwareindustrie? Het is afwachten hoe feitenrechters in de praktijk zullen omgaan met dit (abstracte) oordeel van het Hof van Justitie.

Licentie bepaalt wie rechtmatige gebruiker is

Ten slotte nog een klein, maar niettemin opvallend punt uit het arrest. In de softwarerichtlijn worden diverse rechten toegekend aan de "rechtmatige gebruiker" of de "rechtmatige verkrijger" van de software. Wie de rechtmatige gebruiker precies is, staat niet in de richtlijn. Het Hof stelt die rechtmatige gebruiker nu in diverse overwegingen op een lijn met de licentiehouder. Bovendien overweegt het Hof uitdrukkelijk dat in de licentievoorwaarden beperkingen mogen worden opgenomen over het gebruik van de software (let op de woorden "door de licentie gedekte handelingen"):
62. In die omstandigheden moet op de zesde en de zevende vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 aldus moet worden uitgelegd dat degene die onder licentie een kopie van een computerprogramma heeft verkregen, zonder de toestemming van de auteursrechthebbende de functionaliteit van dit programma kan observeren, bestuderen of uittesten teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dat programma ten grondslag liggen, wanneer deze persoon door die licentie gedekte handelingen verricht, alsook handelingen waarbij dit programma wordt geladen en uitgevoerd en die voor het gebruik van het computerprogramma noodzakelijk zijn, op voorwaarde dat hij geen afbreuk doet aan de exclusieve rechten van de rechthebbende van dit programma.