Op 25 maart 2015 heeft de Raad van State opnieuw een interessante uitspraak gedaan over de vrijheid van de gemeente bij het vaststellen van de plangrenzen.
Lidl is exploitant van een supermarkt in het centrum van ’s-Heerenberg, en betoogde dat haar gronden ten onrechte niet in het plangebied zijn opgenomen. In het bestemmingsplan uit 2007 was aan de gronden een woonbestemming toegekend, en Lidl stelt dat een nieuwe ruimtelijke afweging had moeten worden gemaakt, en dat sprake is van onlosmakelijke ruimtelijke samenhang tussen de gronden waarop Lidl een supermarkt exploiteert en de gronden in het plangebied. Volgens Lidl had de supermarkt ter plaatse dus mogen worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan en als zodanig moeten worden bestemd.
De reactie van de gemeente was dat de gronden waarop de supermarkt van Lidl is gevestigd niet in het plan zijn opgenomen, omdat de geldende regeling (dus de woonbestemming) ten aanzien van deze gronden nog actueel is.
De Afdeling stelt voorop dat het beroep van Lidl betrekking heeft op de begrenzing van het plan, en dat de raad, gelet op de systematiek van de Wro, beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. Zie ook mijn eerdere artikel over de begrenzing van het bestemmingsplan.
In het ontwerpplan was aan de gronden waarop Lidl haar supermarkt exploiteert de bestemming "Wonen - 2" toegekend. Deze gronden maken in het vastgestelde bestemmingsplan geen onderdeel meer uit van het plangebied. De raad heeft daarover toegelicht dat de regeling zoals opgenomen in het geldende plan uit 2007, waarbij de exploitatie van Lidl op de huidige locatie onder het overgangsrecht is gebracht, nog voldoende actueel is en dat herziening van de geldende bestemming dus niet noodzakelijk is. De Afdeling vindt de keuze van de raad hiermee echter niet toereikend gemotiveerd. Volgens de Afdeling heeft Lidl er terecht op gewezen dat diverse gronden waarvoor na het bestemmingsplan uit 2007 nog een bestemmingsplan is vastgesteld, en die daarmee in een actuele planologische regeling waren voorzien, desondanks wel in het nieuwe centrumplan zijn opgenomen, als onderdeel van het plangebied. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre deze gronden wat de actualiteit van de planologische regeling betreft, verschillen met de gronden waarop Lidl is gevestigd.
De raad had ook nog betoogd dat de gronden van Lidl niet in het plangebied zijn opgenomen, omdat het gebruik van Lidl daarmee nogmaals onder het overgangsrecht zou worden gebracht, en dat is volgens de raad niet is toegestaan. De Afdeling kan dit standpunt van de raad evenmin volgen. De Afdeling overweegt:
“Daartoe is van belang dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in zaak nr. 201105898/1/R1 van 26 september 2012) het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van gebruik onder omstandigheden aanvaardbaar kan zijn. Hiervoor is in ieder geval vereist dat de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Nu de raad ter zitting heeft toegelicht dat het gemeentebestuur voornemens is ten aanzien van de gronden waarop thans een supermarkt is gevestigd een onteigeningsprocedure te starten die naar verwachting in 2017 of 2018 is afgerond, valt niet zonder nadere motivering op voorhand in te zien waarom de raad geen nieuwe planologische regeling voor de gronden van het perceel Emmerikseweg 1-5 heeft kunnen vaststellen. Een en ander klemt te meer, nu in de plantoelichting staat dat de raad met het plan mede beoogt meer uniformiteit in regels en wijze van bestemmen voor het centrum van ’s-Heerenberg aan te brengen en het beleid te actualiseren en te herformuleren. Gelet hierop, is de Afdeling van oordeel dat de raad zijn keuze voor de planbegrenzing in dit geval onvoldoende heeft gemotiveerd.”
Kortom, volgens de Afdeling had de gemeente de gronden van Lidl wel in het plan moeten opnemen. De Afdeling vernietigt dan ook het besluit voorzover het betreft de plangrens rondom het perceel van Lidl. De gemeente moet hierover een nieuw besluit nemen. Dit besluit behoeft niet met de openbare voorbereidingsprocedure te worden voorbereid. Feitelijk heeft Lidl dus uitsluitend de mogelijkheid van beroep tegen het nieuwe vaststellingsbesluit waarbij zij opnieuw zal worden wegbestemd….
Heeft u vragen over bestemmingsplannen en het wegbestemmen van bestaande functies? Belt of mailt u met Hanna Zeilmaker, advocaat overheid en vastgoed bij Dirkzwager.
Bestemmingsplan Montferland: planbegrenzing en overgangsrecht
Op 25 maart 2015 heeft de Raad van State opnieuw een interessante uitspraak gedaan over de vrijheid van de gemeente bij het vaststellen van de plangrenzen.Lidl is exploitant van een supermarkt in het centrum van ’s-Heerenberg, en betoogde dat haar gronden ten onrechte niet in het plangebied zijn opgenomen. In het bestemmingsplan uit 2007 was aan de gronden een woonbestemming toegekend, en Lidl stelt dat een nieuwe ruimtelijke afweging had moeten worden gemaakt, en dat sprake is van onlosmakel...
Leestijd
Auteur artikel
Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd
26 maart 2015
Laatst gewijzigd
16 april 2018