In verband met de voorgenomen sloop van een woning in de wijk Presikhaaf heeft de gemeente Arnhem woningcorporatie Portaal een vergunning gegeven om de woning tijdelijk te verhuren op grond van de artikelen 15 en 16 van de Leegstandwet. Door toepassing van deze wet komt de huurder geen huurbescherming toe.
Portaal verhuurt de woning aan huurder. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurovereenkomst in ieder geval eindigt wanneer de vergunning van de gemeente afloopt. Nadat deze termijn is verstreken weigert de huurder de woning te verlaten en claimt dat er sprake is ven een huurovereenkomst met huurbescherming. Portaal start vervolgens een procedure tot ontruiming. In deze procedure stelt de huurder dat het geven van een bevel tot ontruiming zonder vervangende woonruimte aan te bieden in strijd is met artikel 8 EVRM, waarin, voor zover relevant, is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn woning. Huurder zou door de ontruiming in een noodsituatie komen te verkeren.
De rechtbank honoreert dit verweer niet. Toch oordeelt de rechtbank niet dat de huurder per direct de woning hoeft te verlaten. De rechtbank geeft de huurder nog een periode van drie maanden de gelegenheid om gebruik te maken van de woning zodat de huurder de mogelijkheid heeft vervangende woonruimte te vinden. De beëindigde huurovereenkomst wordt voortgezet als gebruiksovereenkomst.
Beëindigde huurovereenkomst onder Leegstandwet wordt gebruiksovereenkomst
De rechtbank van Arnhem heeft bij vonnis van 7 juni 2011 een gebruiksovereenkomst in de plaats gesteld van een beëindigde huurovereenkomst die is aangegaan op grond van de Leegstandwet. De huurder is hierdoor in de gelegenheid gesteld vervangende woonruimte te zoeken. De huurovereenkomst is evenwel beëindigd.
Leestijd
Auteur artikel
Mariëlla Wensink
Gepubliceerd
30 juni 2011
Laatst gewijzigd
17 november 2022