1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beëindiging van aansprakelijkheid in verband met een 403-verklaring

Beëindiging van aansprakelijkheid in verband met een 403-verklaring

Wanneer een moedermaatschappij ten behoeve van een groepsmaatschappij (een ‘403-rechtspersoon’) een verklaring als bedoeld in artikel 2:403 BW heeft gegeven is die moeder als hoofdelijk medeschuldenaar aansprakelijk voor de schulden uit rechtshandelingen van die 403-rechtspersoon. Hoofdelijke verbondenheid houdt in dat een schuldeiser van de 403-rechtspersoon mag kiezen of hij voor een vordering uit rechtshandeling verhaal zoekt bij de 403-rechtspersoon (zijn oorspronkelijke contractpartij) o...
Leestijd 
Auteur artikel Eva Nass
Gepubliceerd 14 juli 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Wanneer een moedermaatschappij ten behoeve van een groepsmaatschappij (een ‘403-rechtspersoon’) een verklaring als bedoeld in artikel 2:403 BW heeft gegeven is die moeder als hoofdelijk medeschuldenaar aansprakelijk voor de schulden uit rechtshandelingen van die 403-rechtspersoon. Hoofdelijke verbondenheid houdt in dat een schuldeiser van de 403-rechtspersoon mag kiezen of hij voor een vordering uit rechtshandeling verhaal zoekt bij de 403-rechtspersoon (zijn oorspronkelijke contractpartij) of bij de moedermaatschappij. Beide zijn als schuldenaar gebonden ten opzichte van de schuldeiser.

Een moedermaatschappij kan van de door haar aanvaarde aansprakelijkheid af, maar alleen wanneer zij de geldende wettelijke procedure volgt (artikel 2:404 BW). Die procedure bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste moet de moedermaatschappij verklaren dat zij de 403-verklaring wordt intrekt en die ‘intrekkingsverklaring’ openbaar maken via de kamer van koophandel. Een intrekkingsverklaring leidt ertoe dat de moedermaatschappij niet (meer) aansprakelijk is voor schulden die opkomen nadat de intrekkingsverklaring is gegeven. Een intrekkingsverklaring heeft niet als effect dat ook een einde komt aan de aansprakelijkheid die al op de moeder rustte voor schulden die na het geven van de 403-verklaring maar voor het intrekken daarvan zijn ontstaan. Om ook van de aansprakelijkheid voor die zogenoemde ‘oude schulden’ af te komen moet een aanvullende procedure worden gevolgd, waarvoor voorwaarden gelden. Een daarvan is dat de 403-rechtspersoon niet langer onderdeel uitmaakt van de ‘groep’ van de moedermaatschappij. Zolang de 403-rechtspersoon een groepsmaatschappij is kan de aansprakelijkheid voor oude schulden niet worden beëindigd. Bovendien is aan schuldeisers die een beroep op de 403-verklaring toe komt (of: toe zou komen) in die procedure de mogelijkheid toegekend in verzet te komen tegen de voorgenomen beëindiging van de aansprakelijkheid voor oude schulden.

Een faillissement van een 403-rechtspersoon leidt niet tot een automatisch einde van de aansprakelijkheid van de moedermaatschappij. Een schuldeiser mag kiezen welke van de hoofdelijk verbonden medeschuldenaren (403-rechtpersoon of moedermaatschappij) hij aanspreekt. Wanneer de 403-rechtspersoon failliet is zal de schuldeiser bij de moedermaatschappij aankloppen. Die is in beginsel gehouden de vordering te voldoen. Vanzelfsprekend moet wel vaststaan dat de ingediende vordering inderdaad onder de reikwijdte van de 403-verklaring valt (in de zin dat de vordering voortvloeit uit een rechtshandeling met de 403-rechtspersoon, dat deze valt binnen de periode waarvoor een 403-verklaring werking had, dat de vordering niet is verjaard).