Wat is er gebeurd?
Nadat gedaagde een tafeltenniswedstrijd in competitieverband had gewonnen en zijn wederpartij een hand had gegeven liep hij naar eiseres toe, welke tijdens de wedstrijd optrad als scheidsrechter/teller. Eiseres zat nog op haar stoel en stak vanuit zittende positie haar geopende rechterhand op, omdat zij verwachte dat gedaagde haar om de overwinning te vieren een high five zou geven. Gedaagde gaf echter, vanaf een hogere, staande positie, een slag met zijn vuist in de palm van de hand van eiseres. Eiseres stelt hierdoor pijn te hebben gehad.
Het geschil
Eiseres meent dat de gegeven boks onrechtmatig is nu eiseres daar niet op bedacht hoefde te zijn, omdat het geven van een boks – in tegensteling tot een high five – na het einde van een wedstrijd niet gebruikelijk zou zijn in de tafeltenniswereld. Gedaagde had zich aldus volgens eiseres moeten onthouden van deze gedraging, omdat het “zeer waarschijnlijk” zou zijn dat er letsel ontstaat als iemand een harde, naar beneden gerichte stoot geeft. Daarnaast zou de boks volgens eiseres in strijd zijn met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, nu zij het gebruik van haar hand nodig heeft voor het uitoefenen van haar beroep als tandarts en er bovendien een alternatief aanwezig was, namelijk het geven van de gebruikelijke high five.
Gedaagde verweert zich met de stelling dat de boks plaatsvond in een sport- en spelsituatie waarin een verhoogde drempel voor aansprakelijkheid geldt. Volgens gedaagde is de door hem gegeven boks geen ongebruikelijke, uitzonderlijke, laat staan abnormale en gevaarlijke gedraging die buiten het risico van sport of spel valt en is de boks in de geven omstandigheden niet onrechtmatig. Ook zonder een sport- en spelsituatie is de boks volgens gedaagde niet onrechtmatig, omdat het geen gedraging betreft waarvan de mate van waarschijnlijkheid van het veroorzaken van letsel zo groot is dat gedaagde zich daarvan had dienen te onthouden.
Sport- en spelsituatie; het juridisch kader
De vraag of een deelnemer aan een sport of spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een andere deelnemer letsel is toegebracht dient volgens de Hoge Raad minder spoedig bevestigend te worden beantwoord dan wanneer die gedraging niet in een sport- of spelsituatie had plaatsgevonden.
De Hoge Raad heeft bepaald dat deelnemers aan sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte gedragingen waartoe de activiteit uitlokt, van elkaar kunnen verwachten (HR 28 maart 2003, NJ 2003, 718-719).
Bij sport- en spelsituaties dienen deelnemers ermee bekend te zijn dat bepaalde risico’s zijn verbonden aan de activiteit. Er is dus een bepaalde mate van (over en weer) ‘geaccepteerde’ gevaarzetting. Bepaalde gedragingen die buiten een sport- en spelsituatie wel onzorgvuldig zijn (bijvoorbeeld een trap of duw) zijn dat niet binnen een sport- en spelsituatie. Dit betekent ook dat een dergelijke gedraging binnen een sport- en spelsituatie niet opeens onzorgvuldig (en dus onrechtmatig) wordt op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat een van de deelnemers (ernstig) letsel oploopt (vgl. HR 19 oktober 1990, NJ 1992, 621).
Daarnaast is beslist dat de door die sport of dat spel bepaalde verhouding tussen de deelnemers niet direct en geheel hoeft te veranderen doordat en op het moment waarop aan die sport of dat spel volgens de daarvoor geldende regels een einde komt. Dat betekent dat ook de verhoogde drempel om aansprakelijkheid te kunnen aannemen niet steeds direct en geheel ophoudt te gelden. Volgens de Hoge Raad kan een (korte) tijd daarna het feit dat partijen zojuist nog met elkaar in een spelsituatie waren de verwachtingen die zij van elkaar mogen of moeten hebben blijven beïnvloeden, afhankelijk van de aard van de activiteit en de verdere omstandigheden van het geval (HR 28 maart 2003, NJ 2003, 178 en HR 28 juni 1991, NJ 1992, 622).
Verder is voor (het zijn van een deelnemer van) een sport- en spelsituatie niet vereist dat het slachtoffer van het ongeval met de andere betrokkene(n) rechtstreeks aan het wedijveren is noch dat het slachtoffer ten tijde van het ongeval ook zelf handelingen verrichtte die karakteristiek zijn voor de beoefening van die sport of dat spel (HR 20 februari 2004, NJ 2004, 238).
Het oordeel in rechte
De rechtbank oordeelt dat de gedraging van gedaagde geen strijd op levert met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamd noch een daarop gebaseerde onrechtmatige daad. De rechtbank beslist dat sprake is van een sport- en spelsituatie nu de boks direct aansluitend aan een competitiewedstrijd is gegeven om het winnen van de wedstrijd te vieren, waardoor de verhoogde drempel voor aansprakelijkheid geldt. De rechtbank acht van belang dat:
- Eiseres en gedaagde die avond teamgenoten waren;
- Eiseres bij de door gedaagde gewonnen wedstrijd niet alleen teamgenote was, maar tevens als teller/scheidsrechter direct betrokken bij de wedstrijd was;
- Eiseres zelf ook een handeling verrichtte, namelijk het omhoogsteken van haar hand om een high five te geven, bedoeld om het winnen van de wedstrijd te vieren.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat: “[…] eiseres in die omstandigheden, hoewel zij op dat moment niet als speelster deelnam aan de wedstrijd, daarbij wel dusdanig betrokken was dat zij voor de toepassing van het in 4.2. gegeven kader [het juridische kader inzake sport- en spelsituaties] als deelneemster moet worden gezien. Mede gelet op voornoemde verhoogde drempel doet de (door [eiseres] gestelde en door [gedaagde] gemotiveerd betwiste) omstandigheid, dat het geven van een “boks” in plaats van een “high five” ongebruikelijk zou zijn, daar niet aan af en de omstandigheid dat ([gedaagde] wist dat) [eiseres] tandarts was evenmin.” [toevoeging auteur]
Ook de stelling van eiseres dat de boks onrechtmatig is wegens een inbreuk op een recht (het recht op onaantastbaarheid van het lichaam) wordt door de rechtbank niet gevolgd. Zoals volgt uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6:162 BW is niet iedere gedraging die als voorzienbaar gevolg letsel of zaakbeschadiging heeft reeds om die reden onrechtmatig als zijnde en inbreuk op een recht. Een zodanige gedraging is slechts onrechtmatig als zij een normschending behelst, welke norm ertoe strekt letsel of zaakbeschadiging te voorkomen. Van enige normschending is hier geen sprake, aldus de rechtbank.
Conclusie
Het oordeel van de rechtbank onderstreept dat de gevolgen van een ongeval in een sport- en spelsituatie veelal door de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel voor rekening van het slachtoffer blijven. Daarnaast maakt de uitspraak (nogmaals) duidelijk dat voor een spel- en sportsituatie niet vereist is dat beide partijen daadwerkelijk deelnemen aan het spel of de sport, maar dat het slachtoffer ook op een andere wijze betrokken kan zijn, waardoor het slachtoffer als deelnemer aangemerkt kan worden.
Voor de grens tussen een ruwe sportieve strijd en onrechtmatig handelen inzake voetbal verwijs ik u graag naar het artikel van mijn kantoorgenoot.