Controles door Sena bij KAV
De kwestie gaat over het volgende. KAV exploiteert een keten van verhuurbedrijven. Sena heeft alle vestigingen van KAV bezocht en daarbij gecontroleerd op het muziekgebruik. Bij enkele vestigingen werd geconstateerd dat een radio aan stond, terwijl er voor dit openbaarmaken van muziek niet werd betaald aan Buma (voor de maker van de muziek) en Sena (voor de uitvoerend artiest).
Acceptgiro's toegezonden, maar niet betaald
Daarop hebben zowel Sena als Buma acceptgiro's toegezonden aan de betreffende vestigingen van KAV. Na betaling van de acceptgiro's zou een licentieovereenkomst voor het afspelen van de muziek tot stand komen met KAV. KAV heeft echter geweigerd de vergoedingen te betalen.
KAV verbiedt Sena de vestigingen te betreden
KAV stuurt vervolgens op 21 december 2010 een brief aan SENA waarin SENA wordt verboden om nog vestigingen van KAV te betreden. Het vonnis maakt niet duidelijk of en zo ja hoe SENA op deze brief heeft gereageerd. Gelet op het feit dat KAV de procedure is gestart tegen SENA die heeft geleid tot dit vonnis, ligt het voor de hand dat SENA de controles heeft voortgezet en dat de discussie tussen partijen is voortgesleept.
Verplichting om hoofdkantoor te benaderen afgewezen
KAV start dus een procedure tegen Sena, Buma en een overkoepelende stichting. Een van de vorderingen die KAV instelt tegen SENA is een verplichting om voortaan alleen het hoofdkantoor te benaderen. Die vordering wordt door de rechtbank echter afgewezen. Er is volgens de rechtbank eenvoudigweg niets onrechtmatigs aan het benaderen van bedrijven op het officiele vestigingsadres van die bedrijven:
Sena c.s. hebben terecht aangevoerd dat KAV ingevolge artikel 1:14 BW ten aanzien van aangelegenheden die de vestigingen van KAV betreffen, mede woonplaats houdt op het adres van die vestigingen, waarvoor zij mogen afgaan op de gegevens in het register van de Kamer van Koophandel.
Verbod betreden pand toegewezen op grond van eigendomsrecht
KAV heeft daarnaast ook gevorderd dat SENA wordt verboden de percelen en panden van KAV te betreden. SENA verweert zich hiertegen met de stelling dat de panden van KAV openbare ruimtes zijn. Dit wordt door de rechtbank verworpen: het betreft panden die impliciet open staan voor ieder publiek, maar de eigenaar behoudt wel degelijk de zeggenschap over zijn eigen pand. In de woorden van de rechtbank:
Het door KAV gevorderde verbod voor Sena om percelen en panden bij KAV in gebruik te betreden zal worden toegewezen. Daarvoor is het volgende redengevend. Anders dan Sena c.s. hebben aangevoerd zijn de recepties in de vestigingen van KAV geen openbare ruimtes die voor iedereen toegankelijk zijn. KAV stelt haar vestigingen (deels) open voor (potentiële) klanten. Dit betekent dat het in beginsel een ieder (impliciet) is toegestaan de vestigingen van KAV in de daarvoor bestemde ruimte(s) en binnen de daarvoor geldende openingstijden te betreden. Het betekent evenwel niet dat KAV zonder meer gehouden is om een ieder toegang te verschaffen tot haar vestigingen. Bij brief van 20 december 2010 (verzonden 21 december 2010) heeft KAV Sena expliciet verboden de vestigingen van KAV te betreden. Als eigenaar casu quo gebruiker van de desbetreffende percelen en panden was zij daartoe bevoegd.
Een specifieke omstandigheid die daarbij wordt meegewogen is dat SENA geen specifieke opsporingsbevoegdheden heeft, maar een "gewone" privaatrechtelijke instelling is. Opnieuw de woorden van de rechtbank:
Niet in geschil is immers dat Sena en/of haar medewerkers geen opsporingsambtenaar zijn als bedoeld in artikel 28 van de WNR. Dit betekent dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor Sena en/of haar medewerkers voor het tegen de wil van de eigenaar of gebruiker betreden van percelen en panden van KAV.
Het feit dat Sena een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de WNR leidt niet tot een ander oordeel en evenmin het gegeven dat het anders voor haar niet mogelijk zou zijn de rechten van de rechthebbenden te handhaven.
Pyrrusoverwinning ten aanzien van dit verbod?
KAV wint de rechtszaak dus op dit punt. Sena krijgt een verbod opgelegd de percelen en panden van KAV te betreden.
De vraag is wel of KAV veel aan het aan Sena opgelegde verbod zal hebben. De rechtbank bepaalt namelijk ook dat het verbod niet geldt voor opsporingsambtenaren en voor deurwaarders die wettelijke taken uitvoeren:
Om executiegeschillen te vermijden zal in het dictum worden bepaald dat het verbod niet geldt als Sena de panden en percelen van KAV doet betreden door daartoe aangewezen opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 28 WNR. Hetzelfde geldt uiteraard voor deurwaarders bij de rechtmatige uitoefening van de aan hen wettelijk opgedragen taken. Aangezien Sena c.s. ook na het schriftelijk verbod vestigingen van KAV hebben (doen) betreden, zal de dwangsom worden toegewezen als gevorderd, zij het met matiging en maximering als in het dictum te vermelden en met verkorting van de termijn.
De pyrrusoverwinnig is niet gelegen in de uitzondering voor opsporingsambtenaren. Gelet op het handhavingsbeleid van het OM staat immers civiele handhaving voorop. De kans dat de politie of andere opsporingsambtenaren (op verzoek van SENA) langs komen lijkt dan ook niet zo groot.
Het is echter de uitzondering voor deurwaarders die waarschijnlijk maakt dat sprake is van een pyrrusoverwinning. Er bestaan voor houders van intellectuele eigendomsrechten vrij vergaande mogelijkheden hun rechten te handhaven. Een van de mogelijkheden is om op grond van artikel 1019b Rv verlof aan de rechter te vragen om een gedetailleerde beschrijving op te mogen maken. Sena zou bijvoorbeeld een dergelijk verlof kunnen aanvragen en vervolgens een deurwaarder op pad sturen om te beschrijven of er al dan niet een radio was ingeschakeld. Het proces-verbaal dat vervolgens door de deurwaarder daaromtrent wordt opgemakt levert naar mijn idee - gelet op artikel 157 Rv - bovendien dwingend bewijs op. Betwisten dat de radio aan stond wordt dan wel heel moeilijk voor KAV.
SENA zal uiteraard moeten onderbouwen dat er aanleiding bestaat een dergelijk verlof te verlenen. Wanneer de radio van een afstandje, ook zonder het perceel van KAV te betreden, te horen en/of te zien is, kan SENA in ieder geval waarschijnlijk eenvoudig aannemelijk maken dat er muziek wordt gespeeld in de vestiging. Uit de eigen administratie kan SENA afleiden of er voor dat muziekgebruik wordt betaald. Het is vervolgens aan de rechter te toetsen of die omstandigheden een verlof rechtvaardigen.
Moet er wel betaald worden voor prive-radiogebruik?
Een ander opvallend punt uit de uitspraak is het volgende. Sena en Buma hebben in de zaak een tegenclaim ingediend, namelijk een verbod op het openbaarmaken van muziek in de vestigingen van KAV, tenzij hiervoor middels een licentie wordt betaald. Ook is vergoeding van schade gevorderd voor de reeds gepleegde inbreuken op auteursrechten en naburige rechten.
De rechtbank wijst deze vorderingen af. Redengevend hiervoor lijkt te zijn dat de radio's die zijn aangetroffen niet van KAV maar van de medewerkers zijn en dat KAV de medewerkers heeft opgeroepen niet langer gebruik te maken van de radio. In de woorden van de rechtbank:
Als niet weersproken staat vast dat KAV aan haar medewerkers geen apparatuur beschikbaar heeft gesteld voor het luisteren naar muziek. Het moet er daarom voor worden gehouden dat in de gevallen waarin door de buitendienstmedewerkers van Sena muziekgebruik door een radio is geconstateerd, de desbetreffende radio door de medewerker naar de vestiging van KAV is meegebracht. Voorts staat vast dat KAV haar medewerkers bij e-mailbericht van 18 september 2009 heeft opgeroepen eventueel aanwezige radio’s uit te zetten. Onder die omstandigheden kan niet met recht worden gezegd dat KAV in haar vestigingen muziek ten gehore brengt of laat brengen.
De rechtbank overweegt ook expliciet dat het radiogebruik van de medewerkers niet voor risico van KAV komt:
Evenmin kan KAV onder genoemde omstandigheden verantwoordelijk worden gehouden voor geconstateerd muziekgebruik in die vestigingen. Dit geldt te meer nu (veelal) sprake is van eenmansvestigingen en van KAV niet kan worden gevergd dat zij haar medewerkers in die vestigingen (stelselmatig) controleert op de naleving van de door haar uitgevaardigde instructie om de radio’s uit te zetten. Het betoog van Sena en Buma dat KAV effectieve maatregelen dient te nemen, zoals het verwijderen of verbieden van de radio’s, treft geen doel. Het enkele feit dat KAV de radio’s niet heeft verwijderd of verboden betekent immers nog niet dat zij in haar vestigingen muziek ten gehore brengt of laat brengen. Dat zou anders kunnen zijn als KAV, terwijl zij weet dat bepaalde medewerkers de gegeven instructie niet opvolgen, geen verdere actie onderneemt, maar dat is gesteld noch gebleken.
Niets nieuws onder de zon?
De uitpraak doet denken aan een bekend arrest van de Hoge Raad: Buma/De Zon uit 1979. Ook die kwestie ging over een medewerkster die een eigen radio had meegebracht naar het werk en deze op het werk had ingeschakeld. En ook in die kwestie werd voor dit radiogebruik een vergoeding gevorderd. De Hoge Raad bepaalde echter, kort samengevat, dat alleen sprake is van een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet bij het afspelen van een radio wanneer er een beroeps- of bedrijfsbelang is dat anderen kunnen meeluisteren met die radio. Er hoefde voor dergelijk radiogebruik dus niet te worden betaald. In die zin lijkt er al met al niets nieuws onder de zon.
Slotopmerking
KAV heeft aldus dankzij de tegenclaim die door Sena en Buma was ingesteld iets binnengesleept dat m.i. veel belangrijker is dan het verbod dat aan Sena is opgelegd (zie de pyrrusoverwinning hiervoor): volgens de rechtbank is onder de omstandigheden bij KAV helemaal geen sprake van inbreuk op auteursrechten en naburige rechten. Er hoeft dus helemaal niet aan Buma en Sena te worden betaald.