1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Causaliteitsmaatstaven in het verzekeringsrecht

Causaliteitsmaatstaven in het verzekeringsrecht

De Hoge Raad is in een recent arrest van 15 oktober 2021 ingegaan op de toepasselijkheid van de dominant cause-leer als causaliteitsmaatstaf. In deze zaak stond de vraag centraal of opstalschade na een hevige storm (een zogeheten supercell) onder de dekking van de brandverzekering viel. De verzekeraar stelde zich op het standpunt dat de schade veroorzaakt is door hagel en dat deze schadeoorzaak niet onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt.
Leestijd 
Auteur artikel Tommy-Lisa O’Brien
Gepubliceerd 29 oktober 2021
Laatst gewijzigd 05 augustus 2022

Er bestaan in het verzekeringsrecht verschillende causaliteitsmaatstaven die als oplossing dienen voor gevallen waarin sprake is van causaliteitsproblematiek. De belangrijkste causaliteitstheorieën zijn de condicio sine qua non-leer, de causa remota-leer, de leer van de toerekening naar redelijkheid en de causa proxima-leer, die in feite de leer van de dominant cause is geworden (zie hierover ook advocaat-generaal Hartlief in r.o. 3.7 van ECLI:NL:PHR:2021:284).

  • Condicio sine qua non-leer: volgens deze leer heeft elke gebeurtenis of omstandigheid zonder welke de schade niet zou zijn ontstaan als oorzaak van de schade te gelden. Deze leer stelt een minimumvereiste, maar biedt geen uitkomst in gevallen waarin de schade door meerdere gebeurtenissen is veroorzaakt.
  • Causa remota-leer: volgens deze leer is de verst gelegen gebeurtenis uit de causale keten waarvan kon worden verwacht dat de schade daaruit zou voortvloeien, de enige in aanmerking te nemen oorzaak.
  • De leer van de toerekening naar redelijkheid: de vraag aan welke gebeurtenis de schade moet worden toegerekend, hangt af van diverse factoren en de omstandigheden van het geval (volgens de maatstaf van art. 6:98 BW).
  • Causa proxima-leer: de dichtstbijzijnde gebeurtenis uit de causale keten is de enige in aanmerking te nemen oorzaak.

In deze zaak stond de dominant cause-leer centraal. Volgens deze leer heeft de meest dominante oorzaak als de rechtens relevante oorzaak van het ontstaan de schade te gelden. Welke oorzaak als dominant moet worden beschouwd, is een kwestie van ‘gezond verstand’.

Algemeen
Het algemene uitgangspunt bij causaliteitskwesties in het verzekeringsrecht is al door de Hoge Raad besproken in het arrest Hogenboom/Unigarant (ECLI:NL:HR:1993:ZC1045). Uit dit arrest volgt dat het bij de beoordeling of een in een overeenkomst vereist causaal verband aanwezig is, in de eerste plaats aankomt op de inhoud en strekking van die overeenkomsten, zo daarover geschil bestaat, op uitleg van die overeenkomst. Er dient dus eerst gekeken te worden of in de verzekeringsvoorwaarden voor een bepaalde causaliteitsmaatstaf is gekozen. Als in de verzekeringsvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf opgenomen is dan dient te worden gekozen voor de maatstaf die het meest recht doet aan de inhoud en strekking van de betrokken verzekeringsovereenkomst.

In een arrest d.d. 4 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:815) heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt bevestigd. De Hoge Raad heeft vervolgens aangevuld dat indien in de overeenkomst niet is vastgelegd van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, de rechter niet gehouden is de aanwezigheid van dat causale verband aan de hand van de zogenaamde leer van de dominant cause te onderzoeken.

Ook in het recente arrest van 15 oktober 2021 (dat hierna besproken zal worden) heeft de Hoge Raad nogmaals benadrukt dat géén van de causaliteitsleren in het algemeen voorrang heeft boven de anderen, ook de dominant cause-leer niet.

Relevante feiten en omstandigheden
In het dorp Sterksel en omgeving vond op 23 juni 2016 een hevige storm plaats die gepaard ging met windstoten en hagel (een zogeheten ‘supercell’). Tijdens deze storm is schade ontstaan aan de daken van de gebouwen van een agrarische onderneming. De onderneming had een brandverzekering afgesloten bij Allianz en heeft daar haar schade gemeld. Allianz neemt echter het standpunt in dat de brandverzekering geen dekking biedt, nu de schade zou zijn ontstaan door hagel en dit een niet verzekerde gebeurtenis betreft. Eisers hebben daarom in deze procedure nakoming van de verzekeringsovereenkomst gevorderd.

Eerdere instanties
Het gerechtshof Den Haag heeft (in tegenstelling tot de rechtbank) de vordering van eisers afgewezen. De polisvoorwaarden van Allianz bevatten geen causaliteitsmaatstaf, waardoor het hof oordeelde dat het antwoord op de vraag of de schade gedekt is afhing van de vraag of de storm de rechtens relevante oorzaak is geweest van de schade (volgens de dominant cause-leer). De (inslaande) hagelstenen waren volgens het hof in dit geval de rechtens relevante oorzaak van de schade; een gemiddeld persoon met gezond verstand zou in zo’n geval de hagel en niet de storm als schadeoorzaak aanwijzen.

Eisers stelden verder dat de schade onder de verzekering gedekt is omdat Allianz de indirecte schade veroorzaakt door storm niet van dekking heeft uitgesloten. Het gaat in deze zaak echter om een zogeheten named perils-polis waarbij verzekerde de mogelijkheid heeft gehad om per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. Allianz had de mogelijkheid geboden om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, maar eisers hebben ervoor gekozen om hagelschade niet te verzekeren. Dit leidt er volgens het hof toe dat de schade van eisers niet gedekt is onder de brandverzekering.

Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad herhaalt allereerst hetgeen in het arrest Hogenboom/Unigarant en het arrest van 4 juni 2021 is bepaald:

“Bij beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.”

De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat de aard van de onderhavige verzekering (de named perils-polis) meebrengt dat verzekerde de mogelijkheid heeft om per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. Vast staat dat eisers de mogelijkheid hadden om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, maar daarvoor niet hebben gekozen.

In het licht van de aard van onderhavige verzekering als named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van de stormschadeclausule en de omstandigheid dat er de mogelijkheid was om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet de stormschadeclausule volgens de Hoge Raad beperkt worden uitgelegd. Dit houdt in dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Bij die uitleg past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf onder de dekking te brengen door hagelschade aan te merken als gevolg van storm in de zin van de polis.

Conclusie
De Hoge Raad sluit in dit arrest kort gezegd aan bij haar arrest van eerder dit jaar (ECLI:NL:HR:2021:815). Dit brengt mee dat partijen in de verzekeringsvoorwaarden expliciet naar de dominant cause-maatstaf (of enige andere maatstaf) moeten verwijzen als zij er zeker van willen zijn dat de rechter deze maatstaf zal toepassen in een verzekeringsrechtelijke causaliteitsdiscussie. Uit het arrest volgt ook dat de aard van een named perils-polis meebrengt dat de toepasselijke polisvoorwaarden beperkt uitgelegd dienen te worden. Het past niet bij zo’n uitleg om een ruime causaliteitsmaatstaf toe te passen.