1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. CBB: Productschap Tuinbouw heeft terecht erkenning van Batavia ingetrokken

CBB: Productschap Tuinbouw heeft terecht erkenning van Batavia ingetrokken

Het Productschap Tuinbouw (PT) heeft volgens een uitspraak van 6 september 2013 van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) terecht de  GMO-erkenning van  de coöperatie Batavia U.A. ingetrokken. Eerder was de erkenning van Batavia al geschorst. Uiteindelijk werd de schorsing door het PT opgeheven. Onderzoek nadien wees echter uit dat Batavia al geruime tijd niet voldeed aan de erkenningsvoorwaarden. Reden voor het PT om de erkenning definitief in te trekken.GMOBatavia een is coöpe...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 13 september 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Productschap Tuinbouw (PT) heeft volgens een uitspraak van 6 september 2013 van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) terecht de  GMO-erkenning van  de coöperatie Batavia U.A. ingetrokken. Eerder was de erkenning van Batavia al geschorst. Uiteindelijk werd de schorsing door het PT opgeheven. Onderzoek nadien wees echter uit dat Batavia al geruime tijd niet voldeed aan de erkenningsvoorwaarden. Reden voor het PT om de erkenning definitief in te trekken.

GMO
Batavia een is coöperatie voor telers van groenten en fruit. In die hoedanigheid was Batavia erkend als producentenorganisatie (PO), ook wel aangeduid als telersvereniging, in de zin van de Gemeenschappelijke marktordening (GMO) in de sector groente en fruit. Met de GMO in de sector groente en fruit probeert Europa de concurrentiekracht en de marktgerichtheid van de sector te versterken. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor erkende PO’s. Om voor erkenning in aanmerking te komen en vervolgens erkend te blijven, moet een producentenorganisatie voldoen aan erkenningscriteria. Het bij uitstek belangrijkste criterium is dat de PO de regie moet voeren over de afzet van de producten die van haar telen. De onderhavige zaak laat zien wat de consequentie is als een PO niet langer voldoet aan de erkenningscriteria.

De gang van zaken
Bij besluit van 16 december 2009 werd de erkenning van Batavia als PO door het PT geschorst met ingang van 3 december 2009. De grond hiervoor was dat Batavia voor een deel van haar ledenproducten niet zelf de prijzen vaststelde waardoor er sprake was van een (te) gebrekkige regie van de afzet (en dus een overtreding van een erkenningscriterium).

Bij besluit van 12 augustus 2010 hief het PT, na meerdere controles, de schorsing van de erkenning per 30 juli 2010 op. In dit besluit deelde het PT mee van plan te zijn te controleren of Batavia zich zou houden aan de afgesproken maatregelen en procedures. Ook kondigde het PT aan dat tijdens deze controles ook zou worden gecontroleerd of aan alle overige erkenningsvoorwaarden werd voldaan. Deze controles werden op 5 en 6 september 2011 uitgevoerd. Daarbij werd door het PT geconstateerd dat Batavia niet voldeed aan de erkenningsvoorwaarden. Uiteindelijk werd bij besluit van 10 oktober 2011 door het PT de erkenning van Batavia als PO met ingang van 1 januari 2010 definitief ingetrokken.

Redenen voor de intrekking van de erkenning
Op basis van de uitspraak van het CBB kan worden geconstateerd dat een hele waslijst aan gebreken Batavia fataal is geworden. Zo werden aanvoerprognoses voor een groot deel niet digitaal vastgelegd. Bovendien werden geen vergelijkingen gemaakt tussen de prognoses en de daadwerkelijk aangevoerde productie. Batavia had verder onvoldoende kennis van de productie van haar leden. De verkooptaak die bij de directeur lag, was uitbesteed. Die uitbesteding aan commissionairs was echter niet schriftelijk vastgelegd. Aldus was niet kenbaar of de verkoop onder verantwoordelijkheid van Batavia plaatsvond. Batavia kon bijgevolg niet aantonen dat zij een van haar belangrijkste functies en haar hoofdtaak, regie over de afzet van de producten van haar leden, daadwerkelijk uitvoerde. Daarnaast was het budgettair beheer volgens het PT onder de maat. Ook constateerde het PT dat Batavia niet beschikte over een eigen sorteer- verpakkings- en distributiecentrum. Evenmin beschikte Batavia over koelcellen, zodat de productie werd opgeslagen bij de leden. Hoewel dit in beginsel geen probleem hoeft te zijn, verzuimde Batavia duidelijk te maken hoe haar leden over de noodzakelijke faciliteiten konden beschikken. Tot slot ontbrak een bestuursevaluatie over de afzet en aanbodbundeling en was er geen jaarrekening beschikbaar over 2010.

Oordeel CBB
Het CBB is het met het PT eens dat Batavia als gevolg van de geconstateerde gebreken niet langer voldeed aan de erkenningscriteria. Anders dan Batavia had aangevoerd, zijn deze in de GMO-verordening opgenomen criteria in de visie van het CBB voldoende duidelijk. Dit oordeel van het CBB is goed te volgen.

Wat de zaak in zekere zin opmerkelijk maakt is dat de erkenning van Batavia eerst is geschorst. Na het intrekken van deze schorsing ontdekte het PT verdergaande gebreken. Het zijn deze gebreken die Batavia uiteindelijk fataal werden. Daarbij heeft het PT de erkenning met terugwerkende kracht ingetrokken vóórafgaande aan de datum waarop de schorsing van de erkenning eerder werd opgeheven. De intrekking van de erkenning werkt namelijk terug tot de datum  dat Batavia had opgehouden aan de erkenningscriteria te voldoen. Deze terugwerkende kracht wordt geregeld in de GMO-verordening. Op grond hiervan heeft deze terugwerkende kracht volgens het CBB voorrang op nationaal recht en staat artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb), waar in staat dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt, er niet aan in de weg dat de erkenning met terugwerkende kracht wordt ingetrokken.

Gevolgen van de intrekking van de erkenning
De gevolgen van de intrekking van de erkenning zijn verstrekkend. Batavia had GMO-subsidie aangevraagd en gekregen. Als gevolg van de intrekking van de erkenning, moet Batavia de GMO-subsidies die zijn verstrekt na datum intrekking erkenning met rente aan het PT terugbetalen. Ook deze “sanctie” laat het CBB in stand. Wederom is dit goed te begrijpen. Uitsluitend erkende producentenorganisaties kunnen aanspraak maken op GMO-subsidies. Zonder erkenning bestaat er geen recht op deze subsidie. Wordt de erkenning met terugwerkende kracht ingetrokken, dan is reeds uitgekeerde GMO-subsidie vanaf datum intrekking erkenning ten onverschuldigd betaald. Het is daarom niet meer dan logisch dat onverschuldigd betaalde GMO-subsidie met rente terugbetaald moet worden.

Conclusie
De onderhavige zaak laat zien dat erkende producentenorganisaties er actief voor moeten zorgen dat aan de erkenningscriteria wordt voldaan. In dit kader is het buitengewoon belangrijk dat zij regie hebben over de afzet. Als er activiteiten worden uitbesteed, moet dit niet alleen contractueel, maar ook beleidsmatig goed geregeld worden.