1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Conservatoir bewijsbeslag is ook mogelijk in niet IE-zaken

Conservatoir bewijsbeslag is ook mogelijk in niet IE-zaken

De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft aan de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of conservatoir bewijsbeslag ook mogelijk is in niet IE-zaken. In zijn arrest van 13 september 2013 heeft de Hoge Raad op deze vraag een antwoord gegeven.Voor IE-zaken is het conservatoir bewijsbeslag geregeld in de artikelen 1019b lid 1 jo. 1019c lid 1 Rv, maar voor niet IE-zaken is er voor het conservatoir bewijsbeslag strikt genomen geen wettelijke grondslag aan te wijzen. De Hoge Raad oordeelt der...
Leestijd 
Auteur artikel Sanne Rutten (uit dienst)
Gepubliceerd 01 oktober 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft aan de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of conservatoir bewijsbeslag ook mogelijk is in niet IE-zaken. In zijn arrest van 13 september 2013 heeft de Hoge Raad op deze vraag een antwoord gegeven.

Voor IE-zaken is het conservatoir bewijsbeslag geregeld in de artikelen 1019b lid 1 jo. 1019c lid 1 Rv, maar voor niet IE-zaken is er voor het conservatoir bewijsbeslag strikt genomen geen wettelijke grondslag aan te wijzen. De Hoge Raad oordeelt derhalve dat conservatoir bewijsbeslag ook mogelijk is in niet IE-zaken. De Hoge Raad ziet voldoende grondslag in artikel 730 Rv in verbinding met artikel 843a Rv. De Hoge Raad wijst ook nog op het wetsvoorstel strekkende tot aanpassing van het Wetboek van Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (wetsvoorstel 33 079).

Naar aanleiding van de zogenoemde (sub)vragen die door de voorzieningenrechter te Amsterdam zijn gesteld, geeft de Hoge Raad in zijn arrest (r.o. 3.8 t/m 3.10) ook een aantal praktische richtlijnen.

 1)      Beslaglegging kan alleen plaatsvinden onder de in artikel 843a Rv gestelde voorwaarden en kan slechts betrekking hebben op ‘bescheiden’ in de zin van die bepaling (waaronder overigens mede digitale bestanden kunnen worden begrepen, met dien verstande dat de mogelijkheid bestaat dat daarvan onder toezicht van de deurwaarder ter plaatse kopieën van worden gemaakt, die dan in beslag worden genomen). Zij kan, indien noodzakelijk, tevens de voorwerpen betreffen waarin, of de gegevensdragers waarop, deze bescheiden zich bevinden.

2)      De artikelen 1019a leden 1 en 3, 1019b leden 3 en 4 en 1019c Rv zijn, voor zover nodig, overeenkomstig van toepassing. Zo kan het verlof zo nodig worden gegeven zonder dat de wederpartij wordt gehoord (artikel 1019b lid 3 Rv.) Het verlof wordt niet gegeven wanneer de bescherming van vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens niet is gewaarborgd (artikel 1019b lid 4 Rv.).

3)      Het verlof om het bewijsbeslag te leggen geeft geen verdergaande aanspraken dan de bewaring van de in beslag genomen bescheiden. De beslaglegger heeft dus geen recht op afgifte, inzage of afschrift. De verzoeker ontleent aan het verlof ook niet het recht bij de beslaglegging aanwezig te zijn (artikel 702 lid 1 in verbinding met 443 lid 2 Rv.). Onder omstandigheden kunnen de bescheiden, ter plaatse gemaakte kopieën daaronder begrepen, ter gerechtelijke bewaring worden afgegeven, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 709 Rv.

4)      In het verzoekschrift dient de verzoeker de in beslag te nemen bescheiden zo precies mogelijk te omschrijven. De beslaglegging mag derhalve niet ontaarden in een fishing expedition. In het verzoekschrift dient verder de rechtsbetrekking te worden gesteld met het oog waarop het verlof wordt gevraagd en de identiteit van de wederpartij of de derde onder wie het beslag moet worden gelegd. Verder dient de verzoeker zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk te maken, alsmede de feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de beslaglegging noodzakelijk is. Hiervoor is nodig dat gegronde vrees bestaat dat de betrokken bescheiden anders verloren gaan en dat de beoogde bewijsvoering niet op andere, voor de beslagene minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden.

5)      Wanneer beslag in een woning gelegd dient te worden brengen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit mee dat het privéleven en het familie- en gezinsleven van degene onder wie het beslag wordt gelegd, zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

6)      De met de executie van het verlof belaste deurwaarder heeft ter inbeslagneming toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Dit gebeurd dan wel met inachtneming van de artikelen 444-444b Rv, welke bepalingen overeenkomstig van toepassing zijn op conservatoir beslag (artikelen 712 en 734 Rv.) en ook op het bewijsbeslag.

Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de richtlijnen voor de uitvoering van het bewijsbeslag wordt verwezen naar de rechtsoverwegingen 3.5 t/m 3.10.