1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. CTG geeft duidelijkheid over gebruik patiëntgegevens bij verweer in klachtenprocedures

CTG geeft duidelijkheid over gebruik patiëntgegevens bij verweer in klachtenprocedures

Mogen patiëntgegevens worden gebruikt door een zorgverlener voor het voeren van verweer in een klachtenprocedure, niet zijnde een tuchtprocedure? De KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ van april 2021 zegt hierover dat voor het gebruik van patiëntgegevens in het kader van het verweer bij een klachtencommissie of een geschilleninstantie expliciete toestemming van de patiënt is vereist. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg ziet dit anders, zo blijkt uit zijn uitspraak van 13 april 2022. In dit blog bespreek ik die uitspraak en de implicaties daarvan voor u als zorgverlener. Mijn beschouwing bij de uitspraak treft u onderaan dit blog.
Leestijd 
Auteur artikel Milou Janssen
Gepubliceerd 05 juli 2022
Laatst gewijzigd 05 juli 2022

Casus

De casus in deze uitspraak is als volgt. Beklaagde is huisarts bij een zorggroep en werkte ten tijde van het handelen waarop de klacht betrekking heeft ook als waarnemend huisarts bij een gezondheidscentrum. In de hoedanigheid van waarnemend huisarts heeft hij op enig moment een telefonisch consult gehad met klaagster. Klaagster heeft naar aanleiding van dit consult een klacht ingediend over de huisarts. De huisarts heeft om te kunnen reageren op de klacht aan de praktijkmanager verzocht om inzage in de notities van het telefonisch consult met klaagster. Naar aanleiding van die inzage, heeft de huisarts vervolgens gereageerd op de klacht van klaagster.

Vervolgens heeft klaagster een formele klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorggroep waar de huisarts werkzaam is. Klaagster heeft in het kader van de klachtbehandeling een machtigingsformulier ondertekend, zoals gebruikelijk is bij klachtencommissies en geschilleninstanties. Dat machtigingsformulier bevatte geen beperkingen voor wat betreft het gebruik van dossiergegevens. De huisarts heeft verweer gevoerd tegen de klacht. De huisarts heeft aan zijn verweer geen bijlagen gehecht, maar heeft in zijn verweer wel beschreven dat er eerder door klaagster ook tegen twee andere artsen klachten zijn ingediend.

Hangende de klachtbehandeling bij de klachtencommissie, heeft klaagster een tuchtklacht ingediend tegen de huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden door zonder haar toestemming haar dossier in te zien en de daarin opgenomen gegevens te gebruiken voor het verweer.

Oordeel Regionaal Tuchtcollege

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (RTG) oordeelt in eerste aanleg dat op de huisarts bij het inzien van het dossier voor de reactie op de initiële (informele) klacht geen geheimhoudingsplicht rustte omdat geen behandelrelatie bestond en dat daarom “strikt genomen” niet van een schending van de geheimhoudingsplicht door de huisarts kan worden gesproken. Wel kan de privacy van klaagster zijn geschonden door de huisarts. Dat is hier ook zo, aldus het RTG. Het was namelijk niet nodig om de eerdere door klaagster tegen andere artsen ingediende klachten te betrekken in het verweer bij de klachtencommissie. Het RTG verklaart de klacht gegrond en legt een waarschuwing op.

Opmerking MJ: de redenering van het RTG dat er geen geheimhoudingsplicht zou rusten op de huisarts is evident onjuist. Het Centraal Tuchtcollege herstelt deze onjuiste redenering dan ook. Er is namelijk wel behandelcontact geweest tussen de huisarts en klaagster en daaruit vloeit een geheimhoudingsplicht voort. Die plicht geldt óók na het einde van het behandelcontact.

Oordeel Centraal Tuchtcollege

De huisarts gaat in beroep bij het Centraal Tuchtcollege (CTG) en krijgt daar alsnog gelijk. Het CTG zet uiteen in welke gevallen patiëntgegevens mogen worden ingezien en gebruikt in geval van een klacht tegen de zorgverlener. Voor het inzien geldt dat het een zorgverlener vrijstaat om het deel van het patiëntendossier waartoe hij ten tijde van het handelen waarop de klacht betrekking heeft toegang had, te raadplegen voor de voorbereiding van een reactie op de klacht. Als de zorgverlener vervolgens gegevens uit het patiëntendossier van klager of klaagster wil gebruiken voor het voeren van verweer tegen de klacht, mag dat in beginsel. De zorgverlener moet zich namelijk toetsbaar opstellen en in bijvoorbeeld een wettelijk geregelde klachtenprocedure verantwoording afleggen. Verder kan een klachten- of tuchtprocedure ingrijpende gevolgen hebben voor de zorgverlener, waardoor hij er ook een eigen belang bij heeft om zich adequaat te kunnen verweren. Het gebruiken van patiëntgegevens mag dan dus in beginsel. In beginsel, want het CTG stelt wel een drietal grenzen/beperkingen:

  1. Alleen relevante gegevens mogen worden gebruikt. Het gebruik van niet-relevante gegevens levert een ongeoorloofde schending van de geheimhoudingsplicht en de privacy van de patiënt op. Welke gegevens relevant zijn, kan het Centraal Tuchtcollege niet op voorhand zeggen. Daarbij is de zorgverlener enige beoordelingsruimte gegund.
  2. Als de klagende patiënt beperkingen heeft gesteld aan het gebruik van gegevens uit zijn dossier, bijvoorbeeld als uit een door de patiënt ingevuld machtigingsformulier blijkt dat hij niet wil dat bepaalde gegevens worden gebruikt, moet dat worden gehonoreerd en mogen die gegevens dus niet worden gebruikt. Die beperkingen door de patiënt kunnen wel gevolgen hebben voor de klachtbehandeling, maar dat staat ter beoordeling van de klachtencommissie, geschilleninstantie of het tuchtcollege.
  3. Gegevens over eerder ingediende klachten door dezelfde patiënt zijn als uitgangspunt niet relevant voor de behandeling van een andere, nieuwe klacht. De gedachte van het Tuchtcollege hierbij is dat mogelijk een verkeerd beeld van de patiënt kan ontstaan. Bijzondere omstandigheden kunnen echter een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen, bijvoorbeeld als de inhoud van de nieuwe klacht sterk lijkt op of gelijk is aan de eerdere klacht óf als de aard en context van de klacht voldoende rechtvaardigen dat de gegevens over de eerdere klacht worden vermeld.

In dit geval doen zich de bijzondere omstandigheden als genoemd onder 3. voor, waardoor de huisarts wél gegevens over eerdere klachten mocht aanhalen in zijn verweer. De huisarts mocht zijn reactie op de bejegeningsklacht van een context voorzien. Van belang acht het CTG ook dat de gegevens over de eerdere klachten geen medische gegevens bevatten. Het CTG concludeert al met al dat geen sprake is van een schending van het beroepsgeheim door de huisarts of een schending van de privacy en vernietigt de uitspraak van het RTG.

Beschouwing

Mijns inziens niet alleen een gunstige uitspraak voor de huisarts die er zonder kleerscheuren van afkomt, maar ook meteen een helder algemeen kader voor het gebruik van gegevens uit het patiëntendossier in reactie op een klacht. Dat kan een klacht bij de klachtencommissie zijn, maar ook een klacht bij het tuchtcollege. Het is in geval van een klacht steeds aan de verwerende zorgverlener zelf om kritisch te beoordelen óf gegevens moeten worden ingebracht in de procedure en zo ja, welke gegevens relevant zijn voor het verweer tegen de klacht. Niet-relevante gegevens mogen in ieder geval niet worden gebruikt. Als gegevens wel relevant worden geacht door de zorgverlener, mogen die gegevens toch niet worden gebruikt als de patiënt het gebruik van die gegevens heeft beperkt (bijvoorbeeld in een machtigingsformulier). Uit de uitspraak volgt bovendien dat niet zomaar gegevens over eerder ingediende klachten mogen worden gebruikt in een nieuwe klachtenprocedure: als uitgangspunt zijn deze gegevens niet relevant, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die het gebruik van de gegevens alsnog rechtvaardigen. Een bekend voorbeeld in het tuchtrecht waarin dergelijke bijzondere omstandigheden aan de orde zijn, is de situatie dat een patiënt (nagenoeg) dezelfde klacht indient jegens een zorgverlener, terwijl daarover al een onherroepelijke tuchtrechtelijke uitspraak is gewezen (een zogeheten ‘ne bis in idem-situatie’ in de zin van artikel 51 Wet BIG).

Kortom, een zorgverlener moet zich adequaat kunnen verweren met behulp van gegevens uit het patiëntendossier van de klagende patiënt en hoeft daarvoor - anders dan de KNMG-richtlijn zegt- geen expliciete toestemming aan de patiënt te vragen, maar de zorgverlener moet zich hierbij wel houden aan de eventuele grenzen die de patiënt stelt én steeds kritisch beoordelen wat wel en niet relevant is.

Er is nog één open eindje. Het CTG benoemt niet op welke grond voor doorbreking van het medisch beroepsgeheim het zijn overwegingen baseert.[1] Het lijkt mij dat de zorgverlener zijn beroepsgeheim (voor zover noodzakelijk) mag doorbreken op grond van een (eigen) zwaarwegend belang, namelijk het belang om zich adequaat te kunnen verweren ten behoeve van het voeren van een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Deze gedachtelijn sluit in ieder geval aan op eerdere uitspraken over het gebruik van patiëntgegevens voor het verweer in (alleen) tuchtprocedures.[2]

Heeft u vragen over de gevolgen van deze uitspraak voor een tegen u ingediende (tucht)klacht? Of heeft u in algemene zin vragen over het wettelijke klacht- en tuchtrecht? Neem dan gerust contact met mij op.

[1] Dit geldt overigens ook voor de grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming. Het raadplegen en verstrekken van patiëntgegevens betreft immers het verwerken van persoonsgegevens. Ik ben benieuwd welke grondslagen het CTG bij het verweer in een klachten- of tuchtprocedure van toepassing acht. Het lijkt mij verdedigbaar dat gegevens uit het patiëntendossier mogen worden gebruikt wegens een gerechtvaardigd belang van de zorgverlener om verweer te voeren ten behoeve van een eerlijk proces (artikel 6 lid 1 onder f AVG). Voor het gebruik van bijzondere persoonsgegevens, en patiëntgegevens zijn bijzondere persoonsgegevens, is óók een grondslag in de zin van artikel 9 lid 2 AVG vereist. Mogelijk biedt hier de grondslag van artikel 9 lid 2 onder f AVG soelaas, nu het gaat om het verweer in het kader van een wettelijk geregelde klachten- dan wel tuchtprocedure (en daarmee het 'onderbouwen van een rechtsvordering').

[2] Zie o.a. CMT 14 november 1996, TvGR 1997/11, m.nt. W.R. Kastelein.