De eigen bijdrage in de AWBZ (I)

Sinds 1 januari 2013 zijn de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gewijzigd. Met name de eigen bijdrage in de AWBZ, die verschuldigd kan zijn bij bijvoorbeeld opname in een verpleegtehuis, roept veel vragen op. Hierna wordt kort toegelicht wat er is veranderd met betrekking tot die eigen bijdrage.

Indien u gebruik maakt van zorg die onder de AWBZ-regeling valt, was u tot het begin van dit jaar een inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd. Hiervoor wordt gekeken naar het zogenaamde verzamelinkomen verminderd met de verschuldigde inkomstenbelasting, premie zorgverzekering, zak- en kleedgeld, 15% van het inkomen uit tegenwoordige arbeid en een vaste vrijstelling.

Met ingang van 1 januari 2013 is er een extra vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdrage ingevoerd, deze is verhoogd van 4% naar 12%.

Voor de vaststelling van de eigen bijdrage wordt dus naast het inkomen gekeken naar het box 3-vermogen. Let op dat er voor de bepaling van de eigen bijdrage wordt gekeken naar het inkomen en vermogen van twee jaar geleden (in 2013 wordt gekeken naar het inkomen en vermogen in 2011). Met een verhoging van de eigen bijdrage kunt u te maken krijgen als uw vermogen in box 3 hoger is dan de heffingsvrije voet (€ 21.139,- in 2013). Concreet komt het neer op een extra bijtelling van 8% van het box 3-vermogen dat boven de vrijstelling uitkomt. Een hoog box 3-vermogen kan leiden tot een hogere eigen bijdrage. De eigen bijdrage kan het maximum van €2.189,20  per maand (in 2013) echter niet te boven gaan.

Er zijn verschillende mogelijkheden om uw box 3-vermogen te laten afnemen. Zo kunt u er voor kiezen om alvast vermogen aan uw (klein)kinderen te schenken. Deze schenking kan in contanten, maar schenken kan ook op papier. Daarnaast biedt het levenstestament in geval van toekomstige wilsonbekwaamheid mogelijkheden. Het is verstandig om te kijken of uw testament nog up-to-date is. In uw testament kan bijvoorbeeld een bepaling worden opgenomen waarin staat dat de vorderingen van de kinderen op de langstlevende opeisbaar worden, wanneer de langstlevende na opname in een verpleeg- of zorginstelling moet interen op het vermogen.