Onlangs heeft ook de Hoge Raad zich gebogen over dit vraagstuk en het oordeel van het hof bevestigt. Volgens de Hoge Raad heeft de wachttijdregeling slechts betrekking op opzeggingen tegen het einde van de eerste termijn van vijf jaar.
Eén en ander houdt in dat de wachttijd door een opvolgend verhuurder kan worden omzeild, ongeacht wanneer hij eigenaar is geworden van het gehuurde. De verhuurder dient hiervoor zijn vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst wel te baseren op de belangenafweging en niet op dringend eigen gebruik. In het kader van de belangenafweging dient dan vervolgens door de verhuurder aannemelijk gemaakt te worden dat zijn belang bij beëindiging van de huurovereenkomst groter is dan het belang dat de huurder heeft bij voortzetting van de huurovereenkomst.
Met deze uitspraak van de Hoge Raad wordt een einde gemaakt aan de discussie in de lagere rechtspraak, waarin in sommige gevallen werd geoordeeld dat de wachttijd ook bedoeld was voor opzeggingen tegen het einde van de tweede termijn. Voor opvolgend verhuurders is dit oordeel van de Hoge Raad zeker positief te noemen.
