1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De (on)mogelijkheid om gehuurde bedrijfsruimte volgens bestemming te blijven gebruiken

De (on)mogelijkheid om gehuurde bedrijfsruimte volgens bestemming te blijven gebruiken

Brova huurt sinds 1 december 2005 van de Kroonenberg Groep voor de duur van 10 jaar een winkelunit in het winkelcentrum De Barones te Breda. In huurovereenkomst is opgenomen dat de winkelunit uitsluitend zal worden bestemd om “te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van damesmode, één en ander in de ruimste zin des woords, conform de “Dutch” formule door Brova B.V.”. De formule blijkt niet levensvatbaar te zijn.
Leestijd 
Auteur artikel Robert Rijpstra MRICS
Gepubliceerd 28 april 2010
Laatst gewijzigd 01 april 2022

Brova laat haar verhuurder weten genoodzaakt te zijn te stoppen met de noodlijdende “Dutch” formule en dat daardoor de huur eindigt. De verhuurder laat het daar niet bij zitten en start een procedure. Brova is ingevolge artikel 7:214 BW namelijk verplicht om overeenkomstig de overeengekomen bestemming het gehuurde te gebruiken en die bestemming is volgens haar niet beperkt tot de “Dutch” formule. Brova stelt daarentegen dat de bestemmingsclausule juist exclusief is en zich wél beperkt tot de “Dutch” formule. En aan die beperkte bestemming kan zij onmogelijk voldoen.

Het hof stelt voorop dat de betekenis van een omstreden clausule in de huurovereenkomst moet worden vastgesteld aan de hand hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en wat partijen over en weer mochten verwachten. Daarbij speelt de redelijkheid en billijkheid een rol.

Vervolgens overweegt het hof dat uit de correspondentie voorafgaande aan het sluiten van de huurovereenkomst volgt dat partijen geen exclusiviteit zijn overeengekomen voor wat betreft de “Dutch” formule. De verwijzing naar de formule in de bestemming betreft volgens het hof slechts de aanduiding van de aard en het niveau van het assortiment, de inrichting en de uitstraling van de winkel. Het hof is van oordeel dat de bestemming wordt bepaald door de zinsnede “voor de verkoop van damesmode, in de ruimste zin des woords”. De consequentie hiervan is dat op Brova op grond van de huurovereenkomst de verplichting rust om een damesmodewinkel te exploiteren volgens de “Dutch” formule dan wel op een kwalitatief vergelijkbare wijze. De omstandigheid dat het ombouwen van de winkel naar een andere formule de nodige financiële gevolgen heeft, acht het hof onvoldoende om te concluderen dat de exploitatie op een kwalitatief vergelijkbare wijze voor Brova niet tot de mogelijkheden behoort. Brova kan en dient aan haar exploitatieverplichting uit de overeenkomst te voldoen.

Uit het arrest blijkt maar weer eens hoe belangrijk het is om ten tijde van de totstandkoming van een huurovereenkomst nadrukkelijk stil te staan bij de bestemmingsclausule, te meer huurcontracten in de regel voor 10 jaar of langer worden aangegaan.