1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De uitleg van het cessieverbod

De uitleg van het cessieverbod

Het komt regelmatig voor in de algemene voorwaarden van ‘grote’ schuldenaren: een beding op grond waarvan het de schuldeiser niet is toegestaan om de vorderingen die hij op de schuldenaar verkrijgt aan een derde over te dragen (te cederen). Op grond van art. 3:83 lid 2 BW kunnen partijen aan zo`n beding goederenrechtelijke werking toekennen, zodat de vordering niet overdraagbaar is (hierna ook: “cessieverbod”). Het gevolg van die goederenrechtelijke werking is dat een overdracht door de schul...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 26 maart 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het komt regelmatig voor in de algemene voorwaarden van ‘grote’ schuldenaren: een beding op grond waarvan het de schuldeiser niet is toegestaan om de vorderingen die hij op de schuldenaar verkrijgt aan een derde over te dragen (te cederen). Op grond van art. 3:83 lid 2 BW kunnen partijen aan zo`n beding goederenrechtelijke werking toekennen, zodat de vordering niet overdraagbaar is (hierna ook: “cessieverbod”). Het gevolg van die goederenrechtelijke werking is dat een overdracht door de schuldeiser in strijd met het beding, niet mogelijk is. Partijen kunnen met hun beding ook slechts verbintenisrechtelijke werking hebben beoogd. Draagt de schuldeiser zijn vordering in dat geval toch over aan een derde, dan heeft dat tot gevolg dat de vordering rechtsgeldig aan de derde is overgedragen. De schuldenaar moet dan aan de ‘nieuwe’ schuldeiser betalen. De ‘oude’ schuldeiser heeft door de overdracht wanprestatie jegens de schuldenaar gepleegd.

 Redenen van de schuldenaar voor het cessieverbod en de gevolgen daarvan  voor de schuldeiser
De schuldenaar kan om verschillende redenen een cessieverbod hebben opgenomen in zijn algemene voorwaarden (of overeenkomsten). De schuldenaar heeft bijvoorbeeld een langdurige handelsrelatie met zijn schuldeiser opgebouwd, waardoor de schuldeiser coulant en flexibel omgaat met bijvoorbeeld betalingstermijnen. Die privileges wil de schuldenaar niet kwijtraken doordat hij wordt geconfronteerd met een andere schuldeiser. Daarnaast kan het belang van de schuldenaar eruit bestaan dat hij door een cessieverbod geen (administratieve) kosten behoeft te maken om vast te stellen aan welke schuldeiser hij moet betalen. Cessie van een vordering kan er ook toe leiden dat de mogelijkheden tot verrekening verloren gaat, hetgeen een ander argument voor de schuldenaar oplevert om een cessieverbod te hanteren.

Voor de schuldeiser is een cessieverbod veelal nadelig. Hij kan zijn vorderingen op de schuldenaar niet overdragen of (zo wordt doorgaans aangenomen) verpanden. Hierdoor wordt het voor hem moeilijker om financiering te verkrijgen.

Oordeel Hoge Raad
Aan de Hoge Raad is de vraag voorgelegd of een cessieverbod in beginsel heeft te gelden als een beding met goederenrechtelijke werking, tenzij er aanwijzingen zijn dat slechts verbintenisrechtelijke werking is beoogd. Een dergelijke regel werd in literatuur en lagere rechtspraak vaak aangenomen.

De Hoge Raad beantwoordt deze vraag in zijn arrest van 21 maart 2014 als volgt:

“Een beding als het onderhavige, dat naar zijn aard mede is bestemd om de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen niet kennen, en dat ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen, dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf[…]. Als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, moet worden aangenomen dat zij uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd.”

 Gevolgen voor de praktijk
De Hoge Raad oordeelt dat een cessieverbod in beginsel alleen verbintenisrechtelijke werking heeft.  Dit is anders indien aan de hand van objectieve maatstaven blijkt dat goederenrechtelijke werking de bedoeling van partijen is. De meest voor de hand liggende objectieve maatstaf is in dit geval de taalkundige betekenis van de gebruikte bewoordingen. Wil een cessieverbod goederenrechtelijke werking hebben, dan is het dus belangrijk hoe de bewoordingen van het beding luiden. Het is aan te raden om aan het beding toe te voegen dat partijen ‘goederenrechtelijke werking’ beogen, of dat er sprake is van een beding in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW. Wanneer uit de bewoordingen niet duidelijk blijkt dat er goederenrechtelijke werking wordt beoogd, heeft dit tot gevolg dat de vorderingen wel kunnen worden overgedragen en de schuldeiser ‘slechts’ wanprestatie pleegt jegens de schuldenaar.