Op grond van de wet van 9 februari 2012 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de Rechterlijke Organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Civiele Kamer van de Hoge Raad (Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad), zal de mogelijkheid bestaan dat de rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een rechtsvraag kan stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing.Wanneer deze wet in werking zal treden, zal in het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering na de 10de titel een nieuwe titel ingevoegd worden, luidende: ‘10de titel A Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad’.
Deze titel bestaat dan uit de artikelen 392 t/m 394 Rv. Ook de Wet op de Rechterlijke Organisatie wordt ingevuld met een artikel luidende: ‘Artikel 81a’, waarin dan wordt bepaald dat de Hoge Raad ook kennisneemt van de door de rechtbank en de gerechtshoven gestelde prejudiciële vragen. Tot slot zal een kleine wijziging plaatsvinden in de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken.
Onduidelijk is nog wanneer deze wet in werking zal treden. Deze wet treedt in werking namelijk op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. De verwachting is dat de wet op 1 juli 2012 in werking treedt.
De Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Op grond van de wet van 9 februari 2012 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de Rechterlijke Organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Civiele Kamer van de Hoge Raad (Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad), zal de mogelijkheid bestaan dat de rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een rechtsvraag kan stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciël...
Leestijd
Auteur artikel
Sanne Rutten (uit dienst)
Gepubliceerd
07 maart 2012
Laatst gewijzigd
16 april 2018