1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De WW-uitkering van de gedeeltelijk werkloze grensarbeider

De WW-uitkering van de gedeeltelijk werkloze grensarbeider

Een grensarbeider is op grond van Verordening 1408/71 een werknemer ‘die werkzaam is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij woont, en die in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert naar zijn woonland’. Het betreft bijvoorbeeld de werknemer die woont in Duitsland, maar in Nederland werkt. De volledig werkloze grensarbeider kan alleen een WW-uitkering krijgen in zijn woonland. Tot 1 mei 2010 kon de volledig werkloze grensarbeider soms ook een uitkering krijgen in z...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 21 januari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een grensarbeider is op grond van Verordening 1408/71 een werknemer ‘die werkzaam is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij woont, en die in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert naar zijn woonland’. Het betreft bijvoorbeeld de werknemer die woont in Duitsland, maar in Nederland werkt. De volledig werkloze grensarbeider kan alleen een WW-uitkering krijgen in zijn woonland. Tot 1 mei 2010 kon de volledig werkloze grensarbeider soms ook een uitkering krijgen in zijn werkland, indien hij aantoonbare nauwere banden had met het werkland (arrest Miethe). Deze mogelijkheid bestaat niet meer, omdat per 1 mei 2010 Verordening 1408/71 is vervangen door Verordening 883/2004.

De gedeeltelijk werkloze grensarbeider heeft echter op wèl recht op een uitkering in zijn werkland. Volgens de verordening is sprake van gedeeltelijke werkloosheid indien 'de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is'. Deze definitie is niet geheel duidelijk, omdat hier bedoeld lijkt te zijn dat de werknemer nog een deel van zijn dienstverband voortzet bij de onderneming waarin hij gedeeltelijk werkzaam is geworden. Wat geldt er dan voor de grensarbeider die bijvoorbeeld bij twee ondernemingen werkzaam is, en bij één onderneming zijn dienstverband verliest?

Duidelijkheid zou gevonden kunnen worden in het arrest De Laat van 15 maart 2001 van het HvJ EU en in Besluit nr. 205 van de Administratieve Commissie. Deze duidelijkheid wordt echter niet gegeven. Het HvJ EU overweegt bijvoorbeeld dat de volledig werkloze grensarbeider recht heeft op een uitkering in zijn woonland, omdat hij 'geen enkele band meer heeft met het werkland’. De grensarbeider die voor twee ondernemingen werkt en bij een onderneming ontslag krijgt heeft echter een ongewijzigde band met het werkland. Het lijkt daarom niet in lijn met deze redenering te zijn dat deze grensarbeider geen recht heeft op een WW-uitkering in het werkland.

De verordening biedt dus niet het gezochte antwoord. Het UWV lijkt soepel met dit hiaat om te gaan, en ook gedeeltelijke werkloosheid aan te nemen als de gedeeltelijke werkloosheid ontstaat doordat van dienstverbanden bij meerdere ondernemingen er één wordt verloren. De werknemer hoeft dus niet bij dezelfde werkgever gedeeltelijk werkloos te zijn. Gedeeltelijke werkloosheid zou zelfs al worden aangenomen wanneer in het werkland nog een nulurencontract bestaat (wat mogelijk discutabel is, omdat dit contract niet betekent dat de grensarbeider ook daadwerkelijk wordt ingezet). 

Duitsland volgt echter een andere en striktere uitleg van de verordening. In een uitspraak van 9 december 2013 van de Centrale Raad van Beroep staat een grensarbeider centraal die in Duitsland werkte en in Nederland woonachtig was. Na het verlies van haar dienstverband is zij aansluitend bij een andere werkgever gaan werken, maar voor minder uren. Zij was daarom gedeeltelijk werkloos. Zij kreeg in Duitsland echter geen WW-uitkering, omdat volgens de verordening geen sprake zou zijn van gedeeltelijke werkloosheid. Vervolgens heeft de werknemer een WW-uitkering in Nederland aangevraagd. Ook het UWV heeft echter vanwege genoemd uitgangspunt de aanvraag geweigerd, omdat het UWV stelt dat het recht op een WW-uitkering in Duitsland bestaat. De grensarbeider heeft daarom in beide landen geen WW-uitkering gekregen. Om uitsluitsel te krijgen over hoe de verordening nu moet worden uitgelegd, heeft de Raad een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ EU. Wordt dus vervolgd.

Overigens is de prejudiciële vraag gesteld over de uitleg van Verordening 1408/71. Deze is zoals genoemd per 1 mei 2010 vervangen door Verordening 883/2004. Omdat de werknemer in kwestie vóór 1 mei 2010 werkloos was geworden was het oude recht van toepassing, zodat de prejudiciële vraag over de (ver)oude(rde) verordening 1408/71 is gesteld. De inhoud van beide verordeningen komt echter grotendeels overeen, zodat de vraag ook naar huidig recht van belang is.