1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Dexia zaak: het instellen van een procedure door Dexia leidt niet tot misbruik van procesbevoegdheid

Dexia zaak: het instellen van een procedure door Dexia leidt niet tot misbruik van procesbevoegdheid

Dexia is druk doende met de afwikkeling van de schade die afnemers van haar effectenleaseproducten hebben geleden. Hiertoe heeft zij met veel afnemers een (massa)schikking getroffen op basis van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Niet alle gedupeerden maakten echter gebruik van deze regelingen. Zo ook de gedaagde partij in de zaak bij de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:1476). Dexia wil echter anno 2015 tot afwikkeling van alle schade overgaan en ne...
Leestijd 
Auteur artikel Maud van Lent (uit dienst)
Gepubliceerd 26 maart 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Dexia is druk doende met de afwikkeling van de schade die afnemers van haar effectenleaseproducten hebben geleden. Hiertoe heeft zij met veel afnemers een (massa)schikking getroffen op basis van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Niet alle gedupeerden maakten echter gebruik van deze regelingen. Zo ook de gedaagde partij in de zaak bij de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:1476). Dexia wil echter anno 2015 tot afwikkeling van alle schade overgaan en neemt hiertoe desnoods zelf het initiatief door een dralende gedupeerde voor de rechter te dagen. Het is de vraag of dit echter geen misbruik van procesbevoegdheid door Dexia oplevert en of Dexia een procesbelang heeft bij haar vorderingen. Daarover ging de procedure bij de rechtbank Amsterdam.

Feiten en omstandigheden

De gedaagde partij is een particulier die in 2000 een effectenleaseovereenkomst afsloot bij Dexia. Het eindresultaat van de lease was negatief. Eind 2011 heeft Dexia gedaagde een brief geschreven waarin zij aangeeft dat zij voornemens is de schade van gedaagde te vergoeden. Begin 2012 schrijft gedaagde aan Dexia dat zij al haar rechten en weren ten aanzien van Dexia voorbehoud. Vervolgens doet Dexia een aantal uitkeringen aan gedaagde, laatstelijk in januari 2013. Begin 2014 schrijft Dexia gedaagde weer een brief, waarin zij gedaagde vraagt aan te geven of Dexia reeds alle schade heeft vergoed en zo niet, welk deel nog openstaat. Hierop reageert gedaagde door op 24 februari 2014 in een brief aan te geven dat zij recht heeft op volledige schadeloosstelling van Dexia.

Vordering van Dexia: belang bij duidelijkheid over de claim van gedaagde

Dexia dagvaardt gedaagde vervolgens en verzoekt de rechtbank Amsterdam om voor recht te verklaren dat zij alle schade voortvloeiende uit de gesloten effectenleaseovereenkomst met gedaagde reeds heeft voldaan en niets meer aan gedaagde hoeft te betalen.

Als reden voor haar vordering geeft Dexia dat zij zich nu in de situatie bevindt dat gedaagde haar vordering telkens stuit, maar niet aangeeft welke schade zij nog te vorderen heeft en ook niet ‘doorpakt’ door een rechtszaak aan te spannen tegen Dexia. Dexia heeft haar commerciële bedrijfsvoering reeds lange tijd gestaakt en bestaat nu enkel nog om de schadeclaims af te wikkelen. Het in stand houden van de organisatie brengt hoge kosten met zich mee, waardoor zij belang heeft bij haar vordering jegens gedaagde.

Verweer van gedaagde: geen belang bij vordering en misbruik van procesbevoegdheid

Gedaagde voert verweer door te stellen dat Dexia geen belang heeft bij haar vordering (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek) en dat Dexia misbruik van procesbevoegdheid (artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek) door de procedure aan te spannen. Gedaagde heeft haar schade nog niet nader onderbouwd en (nog) geen procedure aangespannen omdat ze de uitspraken van het hof en de Hoge Raad in een aantal andere Dexia zaken wil afwachten. Gedaagde wil niet het risico lopen dat zij – door nu al een procedure te straten – rechten tegenover Dexia verliest die misschien nog worden vastgesteld in deze toekomstige uitspraken.

Oordeel rechtbank: wel voldoende belang en geen misbruik van procesbevoegdheid

De rechtbank overweegt dat in deze zaak onvermijdelijk is dat het uiteindelijk tot een rechtszaak zou zijn gekomen omdat gedaagde steeds haar rechten heeft voorbehouden en Dexia niet bereid was meer te betalen.

Verder oordeelt de rechtbank dat Dexia wel voldoende belang heeft bij het verkrijgen van duidelijkheid over de rechtsverhouding tussen haar en gedaagde. Desondanks kan er toch sprake zijn van misbruik van procesbevoegdheid. Dit zou zo kunnen zijn indien de belangen van gedaagde onevenredig zouden worden geschaad door het starten van de procedure op dit moment.

Om dit te kunnen beoordelen is van belang of gedaagde genoegd gelegenheid heeft gehad om de feiten en omstandigheden te verzamelen die bepalend zijn voor de onderbouwing van haar vordering. Ook is hierbij van belang of er inmiddels voldoende duidelijkheid bestaat over de in rechte toe te passen beoordelingsmaatstaven. Nu het hier om een zaak gaat die onderdeel is van een massaschade, moet hierbij ook gekeken worden naar de uitkomsten van de andere procedures in de massaschade.

De rechtbank oordeelt – kijkend naar de inmiddels gewezen Dexia uitspraken – dat de bij de beoordeling van de vorderingen in Dexia zaken toe te passen criteria in hoofdlijnen al circa vijf jaar vast staan. Dat er in de nabije toekomst nog voor gedaagde relevante beslissingen zullen worden genomen staat niet vast. Ook heeft gedaagde gezien het tijdsverloop ruim voldoende gelegenheid gehad alle benodigde informatie te verzamelen.

Tot slot

De rechtbank komt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van gedaagde, hetgeen Dexia graag wilde bewerkstelligen. Helaas voor Dexia is de uitkomst hiervan niet gunstig voor haar: de rechtbank oordeelt dat Dexia nog niet alle schade van gedaagde heeft voldaan. De vorderingen van Dexia worden daarom ook afgewezen.

Uit deze zaak blijkt wel dat het enkele feit dat er een mogelijkheid bestaat dat de jurisprudentie zich op enig moment in de toekomst in een gunstigere zin zal kunnen ontwikkelen, niet betekent dat niet op dit moment kan of mag worden beslist over de aanspraken van een partij. Indien de hoofdlijnen in de rechtspraak voldoende duidelijk zijn en alle gegevens zijn voorhanden, dan staat aan een inhoudelijk oordeel door de rechter over de zaak onder omstandigheden niets in de weg.