- Het bijzondere tarief van 22% geldt voor een maximaal bedrag van € 250.000 per belastingplichtige. Heeft de aandeelhouder een fiscale partner, dan kan ook deze voor een bedrag van € 250.000 van de regeling gebruik maken. Het directe voordeel kan dus oplopen tot een netto bedrag van € 15.000.
- De regeling lijkt fiscaal aantrekkelijk, maar hoeft dat niet altijd te zijn. Als een BV dividend uitkeert aan de DGA, moet de BV 15% dividendbelasting inhouden en afdragen. De overige 7% inkomstenbelasting wordt via de aangifte inkomstenbelasting bijgeheven. De DGA houdt dus van een uitkering van bijvoorbeeld € 100.000 slechts € 78.000 over. Er is dus nog maar een lager bedrag beschikbaar om te beleggen. Het van de BV ontvangen bedrag zal in het algemeen in Box 3 komen (of zal de rekening courant schuld van de DGA aan de BV verminderen en daarmee het Box 3 vermogen verhogen). Over het vermogen in Box 3 moet jaarlijks 1,2% inkomstenbelasting worden betaald. Dat is niet aan de orde als er geen dividend wordt uitgekeerd, en het vermogen dus in de BV blijft.
- Anderzijds, als de BV het dividend niet uitkeert, maar schuldig blijft aan de DGA, krijgt de DGA een vordering op zijn BV. Die vordering wordt beschouwd als zogenaamd “ter beschikking gesteld vermogen”, dat in Box 1 terecht komt. Gevolg zal zijn dat de BV aan de DGA een zakelijke rente moet vergoeden. De door de DGA te ontvangen rente is dan (progressief!) belastbaar in Box 1. Dat is uiteraard geen wenselijke situatie.
- Als de BV pensioen- of lijfrente verplichtingen in eigen beheer heeft, is de actuariële waarde vaak veel hoger dan de balanswaarde. De fiscus kan de stelling nemen dat het uitkeren van dividend in wezen moet worden beschouwd als het afkopen van pensioen of lijfrente. Dit zal met name spelen indien de BV door de dividenduitkering niet meer in staat is aan de pensioen- of lijfrente verplichtingen te voldoen. De gevolgen zijn dan desastreus. De volledige pensioenaanspraak is dan in één keer progressief belast. Bovendien moet de BV 20% revisierente betalen.
- Bij de introductie van de Flex BV per 1 oktober 2012, zijn er strikte regels gesteld aan het doen van dividenduitkeringen. Het bestuur van de BV moet de dividenduitkering goedkeuren. Als de BV na de dividenduitkering haar schulden niet meer kan betalen, kan dat leiden tot hoofdelijke aansprakelijkheid voor het tekort. Daarnaast is de aandeelhouder verplicht om de ontvangen dividenduitkering terug te betalen.
Al met al moet de conclusie zijn dat de DGA voorzichtig moet zijn met dividenduitkering en dat de tijdelijke tariefmaatregel niet de enige drijfveer moet zijn. Overleg met de belastingadviseur is geboden.
Ton Lekkerkerker
