1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Door flexibele houding opdrachtgever geen beroep meer op ‘harde’ opleverdatum conform UAV

Door flexibele houding opdrachtgever komt beroep op ‘harde’ opleverdatum conform UAV te vervallen

Een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage maakt weer eens duidelijk dat de bepalingen in een contract en de toepasselijke UAV niet allesbepalend zijn. Het gaat erom wat partijen hebben bedoeld maar ook hoe partijen feitelijk uitvoering aan het contract hebben gegeven. Opdrachtgevers moeten zich ervan bewust zijn dat een flexibele houding ten aanzien van planning en het ongebruikelijk veel in eigen beheer uitvoeren en coördineren tot gevolg kan hebben dat niet meer conform UAV een beroep kan worden gedaan op een harde opleverdatum en meerwerkclaims niet kunnen worden afgehouden vanwege het ontbreken van een schriftelijke opdracht dan wel prijswaarschuwing.
Leestijd 
Auteur artikel Tony van Wijk
Gepubliceerd 05 juni 2019
Laatst gewijzigd 05 juni 2019

Te late oplevering: korting € 27.250,-

De zaak betrof een aannemingsovereenkomst op grond van de UAV voor de nieuwbouw van een woning tegen een aanneemsom van € 275.800,-. De oplevertermijn volgens het bestek is zes kalendermaanden. Een startdatum was niet bepaald, zodat overeenkomstig paragraaf 7, lid 1 UAV als startdatum geldt de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk opgedragen heeft gekregen. In dit geval 18 januari 2016, zodat de opleverdatum 18 juli 2016 was. Feitelijke oplevering was echter 20 januari 2017. In het bestek was de korting vanwege te late oplevering bepaald op € 250,- per dag. Opdrachtgevers vorderden daarom een bedrag van circa €27.250,-.

Opleverdatum was toch niet zo hard

Het contract was aanbesteed en in de Nota van Inlichtingen hadden opdrachtgevers aangegeven dat de oplevertermijn bespreekbaar is en dat een en ander afhankelijk is van start bouw, vakanties, etc. Deze flexibele insteek is ook bij de uitvoering van het contract gevolgd. Om verschillende redenen en zonder het uiten van enig ongenoegen zijdens opdrachtgevers heeft de bouw lange tijd stilgelegen. De eerste bouwvergadering vond plaats op 9 maart 2016. Over de ingediende planning is gesproken en gecorrespondeerd. Zelfs tot in november 2016 was er nog geen opleverdatum vastgesteld.

De arbiter oordeelt als volgt:

Bij de Haviltex-uitleg van de overeenkomst moet niet zuiver naar de feitelijkheden, een harde opleverdatum medio juli 2016, worden gekeken. Voldoende aannemelijk is, gelet op al het voorgaande, dat de bedoeling van partijen anders is geweest. Er was sprake van een flexibele planning en de bouwtijd was niet hard.”

Geen reguliere aannemingsovereenkomst meer

Van belang daarbij is ook dat tijdens de uitvoering opdrachtgevers feitelijk ongebruikelijk veel in eigen beheer hebben uitgevoerd en ook de coördinatie naar zichzelf hebben toegetrokken. Van een reguliere aannemingsovereenkomst was geen sprake meer volgens de arbiter.

Conclusie is daarom dat opdrachtgevers geen vergoeding van de contractuele boete wegens bouwtijdoverschrijding toekomen.

Houding opdrachtgever verplicht ook tot vergoeding van het meerwerk

De aannemer vorderde op zijn beurt vergoeding van uitgevoerd meerwerk. Opdrachtgevers voerden als algemeen verweer dat aannemer hierop geen recht heeft omdat zonder een schriftelijke opdracht het meerwerk is uitgevoerd. Evenmin heeft aannemer gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging.

De arbiter wijst dit verweer van de hand. Nu opdrachtgevers ongebruikelijk veel in eigen beheer hebben uitgevoerd en gecoördineerd, moeten zij op de hoogte zijn geweest van het meerwerk en de daaruit voortvloeiende prijsconsequenties.