1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Een Decathlon met een kruimelvergunning; géén stedelijk ontwikkelingsproject

Een Decathlon met een kruimelvergunning; géén stedelijk ontwikkelingsproject

Sinds 9 september 2015 is met de inwerkingtreding van het Besluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet (tiende tranche) en tot wijziging (zie Stb. 2015, 323) van het Besluit omgevingsrecht (Bor) de reikwijdte van de kruimelgevallenregeling van artikel 4 onderdeel 9 Bijlage II Bor aanzienlijk verruimd. Het college van burgemeester en wethouders van Roermond heeft handig gebruikt gemaakt van die regeling om een omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen en gebruiken van een gebouw ten behoeve van het oprichten van een Decathlon. De vergunning voorziet ten behoeve van de verkoop van sportartikelen in de vestiging van de Decathlon winkel in een deel van een bestaand gebouw in het Outdoor Center te Roermond en op de verbouwing van een gedeelte van het gebouw.
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 23 april 2018
Laatst gewijzigd 23 april 2018

Intersport is als concurrent werkzaam in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de door de omgevingsvergunning mogelijk gemaakte Decathlon. Intersport beroept zich onder andere op artikel 5 lid 6 bijlage II Bor, waarin kort gezegd is bepaald dat artikel 4, onderdeel 9 niet van toepassing is op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (mer). In kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer zijn de activiteiten aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In een uitspraak van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1297) moet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordelen of de realisatie van de Decathlon als een stedelijk ontwikkelingsproject moet worden aangemerkt, waarbij wordt aangehaakt bij de vaste lijn in de jurisprudentie.

Stedelijk ontwikkelingsproject
Onder verwijzing naar haar uitspraak van 15 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:694) en haar uitspraak van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) overweegt de Afdeling dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Uit deze uitspraak volgt eveneens dat het antwoord op de vraag of een activiteit kan worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in kolom I van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het besluit mer, niet afhankelijk is van het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

Concrete omstandigheden van het geval
Het project, dat is gelegen in bestaand stedelijk gebied, voorziet in een gedeeltelijke functiewijziging van het gebouw op het perceel. Het gebouw heeft een brutovloeroppervlakte van 11.000 m², dat thans in gebruik is als een camping- en outdoorwinkel. Een derde deel daarvan, ongeveer 3.800 m², zal na realisering in gebruik zijn als een sport- en rijwielwinkel. Ingevolge het bestemmingsplan mogen op het perceel tenten, kampeerartikelen en outdoor schoenen en kleding worden verkocht. Deze artikelen zitten ook in het assortiment van Decathlon. Daarnaast verkoopt Decathlon binnen- en buitensportartikelen. Hoewel derhalve een gedeeltelijke brancheverruiming plaatsvindt, blijft het gebruik gericht op detailhandel. De functiewijziging gaat voorts niet gepaard met een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte.

De Afdeling is van oordeel dat in dit geval, waarbij wat de aard en omvang betreft slechts sprake is van een beperkte wijziging van het toegestane gebruik van een deel van een bestaand winkelgebouw, géén sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject die aan toepassing van de kruimelgevallenregeling in de weg staat. Dat het voorziene gebruik in strijd is met het bestemmingsplan, waarin, zoals Intersport aanvoert, wordt uitgegaan van thematisering en branchering, betekent niet dat reeds daarom van een stedelijk ontwikkelingsproject moet worden gesproken.

Commentaar
De Afdeling zet ten aanzien van de uitleg van het begrip stedelijk ontwikkelingsproject de bestaande koers voort. Bij de uitleg hiervan zijn de concrete omstandigheden van het geval doorslaggevend. In ieder geval moet voor de invulling van dit begrip geen aansluiting worden gezocht bij een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage (mer). Die laatstgenoemde regeling dient namelijk een ander doel (het in kaart brengen van de milieugevolgen) én de m.e.r.-wetgeving vloeit voort uit Europese regelgeving. De aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen een belangrijke rol. Daarbij is niet relevant of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. Uit de uitspraak van 18 april 2018 is af te leiden dat de Afdeling daarbij veel gewicht toekent aan de ligging in een bestaand stedelijk gebied en het feit dat het bebouwd oppervlak niet wordt uitgebreid. Gelet hierop zal er in geval van een bouwplan met een beperkte functiewijziging binnen de bestaande bebouwing niet snel sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject. Deze jurisprudentie leert ons in ieder geval dat dit steeds bij elke ontwikkeling aan de hand van de concrete omstandigheden steeds weer moet worden beoordeeld.

Wilt u meer weten over toepassing van de kruimelgevallenregeling en/of het begrip “stedelijk ontwikkelingsproject”? Neem contact op met Jasper Molenaar.