1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Een levend organisme zoals een tomaat kan geen model zijn (BHIM)

Een levend organisme zoals een tomaat kan geen model zijn (BHIM)

Het Harmonisatiebureau voor de interne markt (BHIM) besloot dat de modelaanvraag voor een hartvormige tomaat terecht is geweigerd.Inschrijving gevraagd voor tomaat: model geweigerdAmmerlaan diende een aanvraag in bij het BHIM voor modelinschrijving in klasse 1-02 - groente en fruit van de hartvormige tomaat, zoals afgebeeld in de uitspraak (zie link).De aanvraag werd geweigerd en ook na heroverweging van die weigering kwam het BHIM tot de conclusie dat het model niet kon worden ingeschreven o...
Leestijd 
Auteur artikel Esther Mommers (uit dienst)
Gepubliceerd 18 juli 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Harmonisatiebureau voor de interne markt (BHIM) besloot dat de modelaanvraag voor een hartvormige tomaat terecht is geweigerd.

Inschrijving gevraagd voor tomaat: model geweigerd
Ammerlaan diende een aanvraag in bij het BHIM voor modelinschrijving in klasse 1-02 - groente en fruit van de hartvormige tomaat, zoals afgebeeld in de uitspraak (zie link).

De aanvraag werd geweigerd en ook na heroverweging van die weigering kwam het BHIM tot de conclusie dat het model niet kon worden ingeschreven omdat ‘de aanvraag niet voldeed aan de definitie van een model overeenkomstig artikel 3 onder a), VGM, omdat een levende plant of de vruchten ervan niet als een ‘voortbrengsel’ worden beschouwd, d.w.z. als een op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp overeenkomstig artikel 3, onder b), VGM’.

In dat artikel wordt een voortbrengsel gedefinieerd als: ‘elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp, met inbegrip van onder meer onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische lettertypen, doch niet computerprogramma's’.

De aanvrager is van mening dat de tomaat in de vorm van een hart daaraan voldoet. Hij voert onder andere aan dat de tomaat uniek is, een op industriële, ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp en dat bij de techniek geen gebruik wordt gemaakt van een mal om de tomaat de gewenste vorm te geven maar dat (de vorm van) het model in de vrucht zelf zit wat de bedrijfstak een groot economisch voordeel oplevert. Bovendien zou (indien ingeschreven) het model geen gevolgen hebben voor de wereldwijde basisvoedselvoorziening en bevordert acceptatie van het model de innovatie.

De Kamer van Beroep oordeelt
De kamer van beroep van het BHIM gaat echter niet mee in wat door de aanvrager is gesteld. Zij is evenals eerdere instanties van mening dat levende organismen als zodanig geen ‘voortbrengselen’ kunnen zijn omdat deze juist geen op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigde voorwerpen zijn. De kamer van beroep overweegt: ‘Een model dat het uiterlijk heeft van een tomaat in zijn natuurlijke staat, zoals het geval is bij het bestreden model, moet in principe worden afgewezen. Zelfs als de betreffende vorm afwijkt van die van een gewone tomaat, wijst niets erop dat de vorm resulteert uit een industriële of handmatige bewerking van de tomaat en niet uit een speciaal plantenras.’ Dat de tomaat wel een op industriële, ambachtelijke wijze gemaakt model zou zijn volgt naar het oordeel van de kamer evenmin uit het feit dat de aanvrager zou kunnen bewijzen dat het uiterlijk van de tomaat uniek is. De tomaat mag ook na beroep niet als model worden ingeschreven.

Voorgaande overwegingen doen constateren dat hier een vrij rigide geformuleerd standpunt van de kamer staat: levende organismen kunnen als zodanig geen voortbrengselen en dus geen model zijn. Het BHIM heeft opvallend genoeg eerder wel een meloen als model ingeschreven (zie BHIM, nr. 549951). De aanvrager verwees daar ook naar. De kamer van beroep deed de kwestie echter af met de overweging dat zij aan deze (eerdere, van een lagere instantie) inschrijving niet gebonden is.