Als een onderneming failliet gaat, is het vaak nog mogelijk om de voorraad te verkopen. Over het algemeen gebeurt dit tegen aanzienlijk lagere prijzen dan de doorgaans gestelde adviesprijzen. Hierdoor is het mogelijk om bij een faillissement een ‘koopje’ op de kop te tikken. Dat het echter niet altijd goed afloopt, blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 27 april 2011 (LJN: BR1940).
Feiten
De aanleiding van de kwestie was het faillissement van een aantal Hästens winkels in België in oktober 2009. Hästens is een bekend merk dat bedden verkoopt in het zogenaamd hogere (en dus duurdere) segment. Een Nederlands bedrijf (X B.V.) zag wel handel in dit faillissement en heeft de voorraad Hästens-bedden van de curator opgekocht. Vervolgens heeft X B.V. de bedden in Nederland te koop aangeboden tegen stuntprijzen, met kortingen van 50 % tot 80 % ten opzichte van de adviesprijzen.
Eind 2009 heeft X B.V. één van de bedden (plus alle toebehoren zoals matrassen, onderbedden en moltons) verkocht aan de heer A, die daarvoor een bedrag van € 12.452,50 heeft betaald. Dit hield een korting in van 50%. X B.V. heeft aangegeven dat het een verkoop van een faillissementsboedel betrof.
Enkele weken later klaagt de heer A echter over gebreken aan het bed. Het bed wordt vervolgens door een medewerker van Hästens Benelux geïnspecteerd en het onderzoek levert twee resultaten op. In de eerste plaats blijkt dat het bed technisch in orde is. In de tweede plaats echter, blijkt dat het matras minimaal elf jaar (!) oud is, de onderbakken van een later stadium zijn en het dekmatras van de laatste twee jaar is. De heer A, die dacht dat hij een nieuw bed had gekocht, laat het er niet bij zitten. Hij start een procedure tegen X B.V. De heer A stelt dat hij bedrogen is door X B.V., dan wel dat hij gedwaald heeft bij het sluiten van de koop. Hij vernietigt de koopovereenkomst en vordert de koopprijs van € 12.452,50 terug van X B.V.
Oordeel Rechtbank
De Rechtbank oordeelt eerst over het beroep van de heer A op bedrog. Bij bedrog moet het gaan om door X B.V. willens en wetens gedane onjuiste mededelingen, of X B.V. moet feiten hebben verzwegen die zij verplicht was mede te delen, of X B.V. moet een andere kunstgreep hebben gebruikt om de heer A te bewegen tot de koop. X B.V. had de bedden echter uit een faillissement opgekocht. Hierdoor wist X B.V. dus zelf ook niets van de ouderdom van de verschillende onderdelen. Om deze reden kan X B.V. ook niet opzettelijk een onjuiste mededeling hierover hebben gedaan, of dit hebben verzwegen. Het beroep op bedrog wordt daarom verworpen.
In de tweede plaats heeft de heer A een beroep op dwaling gedaan. Voor een geslaagd beroep op dwaling is nodig dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder een verkeerde voorstelling van zaken en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Daarbij is nodig dat de wederpartij, X B.V., in verband met wat zij wist of behoorde te weten over de dwaling, de heer A daarover had behoren in te lichten. In deze zaak staat het vast dat de heer A een verkeerde voorstelling van zaken had. Hij dacht namelijk dat hij een nieuw bed kocht. De heer A geeft aan dat hij het bed niet zou hebben gekocht (in ieder geval niet voor een bedrag van € 12.452,50) als hij had geweten dat bepaalde onderdelen al elf jaar oud waren.
Toch gaat het ook hier fout voor de heer A. Opnieuw haalt de Rechtbank aan dat X B.V. de bedden uit een faillissement heeft opgekocht, wat de heer A ook wist. Bij een dergelijke overname uit een faillissementsboedel is de achtergrond van de goederen, zoals de besteldatum, het productiejaar en de periode van opslag, bij de opkoper (X B.V.) vaak niet of niet volledig bekend. Als een verkoper zoals X B.V. deze goederen uit een failliete boedel weer doorverkoopt, aangeeft dat het gaat om een zogenoemde faillissementsverkoop en daarbij kortingen verleent, dan hoeft X B.V. geen uitgebreid onderzoek naar de achtergrond van de goederen te doen. En de kopers zoals de heer A die de goederen vervolgens kopen, moeten dit ook begrijpen. Er waren in dit geval geen aanwijzingen dat de matras al elf jaar oud was, omdat het model nog altijd werd verkocht en aan het matras moeilijk te zien is hoe oud het is. X B.V. wist dus niets van de ouderdom van de onderdelen en hoefde dit ook niet te onderzoeken. Dat de heer A heeft gedwaald, komt niet door een schending van de mededelingsplicht van X B.V. De heer A wordt in het ongelijk gesteld.
De slotsom is dat de heer A dus met zijn – op onderdelen – elf jaar oude bed blijft zitten. Bij een koop uit faillissement is het dus niet alles goud wat er blinkt.
Een miskoop uit een faillissementsboedel
Als een onderneming failliet gaat, is het vaak nog mogelijk om de voorraad te verkopen. Over het algemeen gebeurt dit tegen aanzienlijk lagere prijzen dan de doorgaans gestelde adviesprijzen. Hierdoor is het mogelijk om bij een faillissement een ‘koopje’ op de kop te tikken. Dat het echter niet altijd goed afloopt, blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 27 april 2011 (LJN: BR1940). FeitenDe aanleiding van de kwestie was het faillissement van een aantal Hästens winkels in Belgi...
Leestijd
Auteur artikel
Dirkzwager
Gepubliceerd
26 juli 2011
Laatst gewijzigd
16 april 2018