1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Eigen BV aansprakelijk voor letselschade van directeur/enig aandeelhouder

Eigen BV aansprakelijk voor letselschade van directeur/enig aandeelhouder

In een vonnis van 20 juni 2012 (LJN BX7229) oordeelde de rechtbank Zutphen dat een BV aansprakelijk is voor de letselschade van de bestuurder (directeur en enig aandeelhouder) van de vennootschap.RechtsvragenDe bestuurder van een vennootschap loopt zwaar letsel op ten gevolge van het plotseling spontaan achteruit rijden van een bedrijfsmatig gebruikte heftruck. De bestuurder stelt vervolgens de BV aansprakelijk op grond van artikel 6:173 BW (gebrekkige zaken) jo artikel 6:181 BW (aansprakelij...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 23 oktober 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een vonnis van 20 juni 2012 (LJN BX7229) oordeelde de rechtbank Zutphen dat een BV aansprakelijk is voor de letselschade van de bestuurder (directeur en enig aandeelhouder) van de vennootschap.

Rechtsvragen

De bestuurder van een vennootschap loopt zwaar letsel op ten gevolge van het plotseling spontaan achteruit rijden van een bedrijfsmatig gebruikte heftruck. De bestuurder stelt vervolgens de BV aansprakelijk op grond van artikel 6:173 BW (gebrekkige zaken) jo artikel 6:181 BW (aansprakelijkheid exploitant).

De rechtbank beantwoordt drie rechtsvragen:

  1. Wie dient in een dergelijk geval als bezitter van de heftruck te worden aangemerkt (de BV of de bestuurder)?

  2. Is er sprake van een gebrek?

  3. Is er sprake van eigen schuld?


Bezitter

Artikel 6:173 BW legt een risicoaansprakelijkheid op de bezitter van een gebrekkige roerende zaak. Het gaat daarbij om de bescherming van de belangen van derden en niet om de belangen van de bezitter zelf. De rechtbank oordeelt dat in het onderhavige geval de BV moet worden aangemerkt als bezitter van de heftruck. De bestuurder heeft de BV in zijn hoedanigheid van natuurlijk persoon voor zijn letselschade aansprakelijk gesteld. De rechtbank kwalificeert de bestuurder in verhouding tot de BV als een derde en trekt daarmee een parallel met het veelbesproken Hangmat-arrest. In die zaak liep een vrouw ernstig letsel op toen zij in haar eigen tuin met haar kind in een hangmat lag en de pilaar, waaraan de hangmat was bevestigd, afbrak en over haar heen viel. De vrouw sprak haar partner en medebezitter van de pilaar aan op grond van artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal) tot vergoeding van haar schade. De rechtbank oordeelde in haar tussenvonnis dat het beschermingsbereik van artikel 6:174 BW zich ook uitstrekt tot de medebezitters van een opstal, met dien verstande dat in dit geval de man in beginsel voor niet meer dan zijn aandeel in de opstal jegens de vrouw aansprakelijk kan zijn. Na sprongcassatie bekrachtigde de Hoge Raad dit oordeel van de rechtbank. De parallel met het Hangmat-arrest is gelegen in het feit dat de benadeelde in de onderhavige zaak eveneens verschillende hoedanigheden bezit. Op deze verschillende hoedanigheden kunnen verschillende wettelijke regelingen van toepassing zijn.

Gebrek

Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW is vereist dat de roerende zaak niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen. De heftruck was voorzien van vier ingebouwde schakelveiligheden, waardoor de heftruck niet spontaan kon gaan rijden. Onder de gegeven omstandigheden – niemand zit op de heftruck en er wordt geen gas gegeven –oordeelt de rechtbank dat aan de heftruck de eis mag worden gesteld dat deze niet spontaan gaat rijden. Door toch te gaan rijden, is er sprake van een gebrekkige zaak.

Eigen schuld

De rechtbank neemt wegens het niet in acht nemen van voorzorgsmaatregelen 35% eigen schuld aan en na billijkheidscorrectie vanwege de ernst van het letsel 25%. De rechtbank overweegt daarbij dat de bestuurder ten tijde van het ongeval als werktuigbouwkundige over de nodige kennis van heftrucks beschikte en zelf het regulier onderhoud van de heftrucks uitvoerde. Van de bestuurder had voorts verwacht mogen worden dat hij de heftruck op de handrem zou zetten en in de vooruit.

Conclusie

De BV is als bedrijfsmatig gebruiker van de heftruck aansprakelijk voor de door de bestuurder geleden schade. De rechtbank kwalificeert de bestuurder als derde ten opzichte van de BV. De consequentie van deze redenering is dat er een verschil ontstaat tussen een eenmanszaak en een BV. Immers, in het geval van een eenmanszaak zou de directeur wel als bezitter van de heftruck worden beschouwd. Inmiddels is er hoger beroep ingesteld. Wordt vervolgd.